200504867/2.
Datum uitspraak: 13 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
Bij besluit van 14 oktober 2004 heeft de gemeenteraad van Assen het bestemmingsplan "Assen Noord" vastgesteld.
Bij besluit van 10 mei 2005, kenmerk 5.1/2004010220, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 7 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2005, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 september 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door E. Saathof, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Assen, vertegenwoordigd door mr. J. Wortman, ambtenaar van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op het geding van toepassing blijft.
2.3. Het plan betreft een actualisering van het juridisch-planologische kader voor Assen-Noord en is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Incidenteel zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
2.4. [verzoeker] kan zich met het bestreden besluit niet verenigen in zoverre daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel dat is gelegen op minder dan 22 meter afstand van zijn aannemersbedrijf. Hij vreest dat de bewoners van de binnen dat plandeel nieuw te bouwen woningen overlast zullen ondervinden van zijn bedrijfsactiviteiten, waardoor hij onevenredig in zijn bedrijfsvoering kan worden belemmerd.
2.5. Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft het goedgekeurd. Volgens hem behoeft niet te worden gevreesd voor nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering.
2.6. [verzoeker] exploiteert een aannemersbedrijf aan de [locatie]. Het bestemmingsplan maakt aan de achterzijde van het bedrijf ter plaatse van een voormalige garage de bouw van nieuwe meergezinswoningen mogelijk.
2.7. De Voorzitter acht het betoog van [verzoeker] dat de nieuwe bewoners overlast zullen ondervinden van zijn bedrijfsactiviteiten, waardoor hij onevenredig in zijn bedrijfsvoering kan worden belemmerd, niet op voorhand onaannemelijk. Hij neemt hierbij in aanmerking dat de nieuw te bouwen woningen volgens het akoestisch onderzoek van het Noordelijk Akoestisch Adviesbureau, dat in opdracht van verzoeker is verricht, op minimaal 22 meter van verzoekers loods gebouwd dienen te worden teneinde op de gevel van de nieuwe woningen te kunnen voldoen aan een geluidbelasting van maximaal 50 dB(A). Voorts is niet gebleken dat door de gemeente of door verweerder in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan kwantitatief onderzoek is verricht naar de geluiduitstraling van het bedrijf van verzoeker. De Voorzitter is er op voorhand niet van overtuigd dat nader onderzoek naar de invloed van het bedrijf op het woongenot in de nieuwe woningen en naar de mogelijke gevolgen daarvan op de bedrijfsvoering van verzoeker achterwege kon blijven. Gelet op het vorenstaande acht de Voorzitter nader onderzoek nodig, waartoe de voorlopige voorzieningen-procedure zich niet leent.
2.8. Vaststaat dat inmiddels vrijstelling en bouwvergunning is verleend voor de bouw van 32 appartementen op het desbetreffende plandeel. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter van de rechtbank te Assen verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op het bezwaar en het verzoek is nog niet beslist. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen en het besluit te schorsen voor zover het betreft het plandeel dat is gelegen op een afstand van minder dan 22 meter van de achterzijde van het bedrijf van verzoeker, zoals nader aangegeven op een bij deze uitspraak behorende kaart.
2.9. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe van 10 mei 2005, kenmerk 5.1/2004010220, voorzover het betreft het plandeel dat is gelegen op een afstand van minder dan 22 meter van de achterzijde van het bedrijf van [verzoeker], zoals nader aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Drenthe tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro); het dient door de provincie Drenthe aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Drenthe aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Bošnjaković
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2005