ECLI:NL:RVS:2005:AU4585

Raad van State

Datum uitspraak
19 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200504410/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • H.A. Bultema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor veehouderij en ammoniakdepositie op natuurmonument

In deze zaak gaat het om de vergunningverlening voor de uitbreiding van een veehouderij aan de [locatie] te [plaats]. De vergunning werd verleend door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 17 juni 2004, op basis van artikel 12 van de Natuurbeschermingswet. De vergunning stond de houder toe om 24.160 leghennen, 60 melkkoeien en 49 stuks jongvee te houden. Echter, na bezwaar van de Stichting Werkgroep Behoud de Peel, werd deze vergunning op 8 april 2005 herroepen en vervangen door een vergunning die een ammoniakdepositie op het natuurmonument De Groote Peel toestond van maximaal 113 mol/ha/jaar.

Appellant, de houder van de veehouderij, ging in beroep tegen dit besluit. Hij betoogde dat de vergunningverlening rechtsonzeker was, omdat de ammoniakemissiefactoren konden wijzigen, wat gevolgen zou hebben voor het aantal te houden dieren. De verweerder, de Minister, stelde dat de Natuurbeschermingswet zich richt op de bescherming van natuurmonumenten en dat de ammoniakdepositie van belang was, niet het aantal dieren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 29 september 2005 behandeld. Appellant was aanwezig, bijgestaan door ing. M.J.P. van Lieshout, terwijl de verweerder vertegenwoordigd werd door mr. C.A.H.J. Anthonisse. De Stichting Werkgroep Behoud de Peel was ook vertegenwoordigd. De Afdeling oordeelde dat de vergunningverlening niet in strijd was met het recht en dat de bezwaren van appellant niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200504410/1.
Datum uitspraak: 19 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te woonplaats],
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2004 heeft verweerder aan [appellant] op grond van artikel 12 van de Natuurbeschermingswet vergunning verleend voor de uitbreiding van een veehouderij aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 8 april 2005, heeft verweerder het door de Stichting Werkgroep Behoud de Peel hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 17 juni 2004 herroepen wat betreft de verlening van de vergunning voor het houden van 24.160 leghennen, 60 melkkoeien en 49 stuks jongvee, en daarvoor in de plaats vergunning verleend voor activiteiten die een ammoniakdepositie op het natuurmonument De Groote Peel veroorzaken van ten hoogste 113 mol/ha/jaar.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 17 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 8 juli 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 september 2005, waar appellant in persoon en bijgestaan door ing. M.J.P. van Lieshout, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.A.H.J. Anthonisse, ambtenaar van het ministerie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de Stichting Werkgroep Behoud de Peel, vertegenwoordigd door W.M.M. van Opbergen.
2.    Overwegingen
Standpunt appellant
2.1.    [Appellant] betoogt dat verweerder bij het bestreden besluit ten onrechte vergunning heeft verleend voor activiteiten die een ammoniakdepositie op het natuurmonument De Groote Peel veroorzaken van ten hoogste 113 mol/ha/jaar. Volgens hem is deze wijze van vergunningverlening rechtsonzeker. De ammoniakemissiefactoren kunnen gewijzigd worden, hetgeen gevolgen heeft voor het aantal te houden dieren. Appellant wijst erop dat bij de vergunningverlening in het kader van de Wet milieubeheer ook wordt gerekend met aantal en soort dieren.
Standpunt verweerder
2.2.    Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de Natuurbeschermingswet betrekking heeft op de bescherming van natuurmonumenten. In dat kader is de ammoniakdepositie van belang, niet het aantal dieren.
Oordeel van de Afdeling
2.3.    In de uitspraak van 20 juli 2000, in zaak no. E01.99.0111 (Agrarisch Recht 2000, 12, no. 5044), is naar aanleiding van het in die zaak aanhangige beroep van de Stichting Werkgroep Behoud de Peel het volgende overwogen:
"2.10. Voorzover appellante heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen vergunning heeft verleend voor een bepaald aantal dieren in een bepaald stalsysteem in plaats van een bepaalde depositie, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat bij vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet niet is voorgeschreven om een bepaalde inrichting van een stal te realiseren of een bepaald aantal dieren te houden. Verweerder heeft hierbij overwogen dat de vergunning is verleend voor een maximale depositie van 648 mol potentieel zuur per hectare per jaar en dat het aan vergunninghouder is om zijn veehouderij zodanig in te richten of het aantal te houden dieren zodanig te beperken dat deze waarde niet wordt overschreden.
In zijn verweerschrift, zoals ter zitting toegelicht, heeft verweerder nog opgemerkt dat voor de met de Natuurbeschermingswet te beschermen belangen slechts de depositie van belang is, aangezien alleen daarvan schadelijke werking voor "De Groote Peel" uitgaat.
Het vorenstaande komt de Afdeling onjuist noch onredelijk voor."
2.4.    De Afdeling heeft dit oordeel bevestigd in onder andere haar uitspraak van 11 december 2002, in zaak no. 200103530/1 (www.raadvanstate.nl en M en R 2003/10, nr. 107). Hetgeen appellant heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om thans tot een andersluidend oordeel te komen.
2.5.    Gelet op het vorenstaande, ziet de Afdeling in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is voorbereid of genomen in strijd het recht.
Het beroep is derhalve ongegrond.
Proceskosten
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Bultema
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2005
400.