ECLI:NL:RVS:2005:AU4150

Raad van State

Datum uitspraak
6 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200505408/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan Den Dungen door de Raad van State

Op 6 oktober 2005 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan "Den Dungen" door de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel. Het bestemmingsplan werd op 30 september 2004 vastgesteld en op 3 mei 2005 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Tegen deze goedkeuring hebben twee verzoekers, waaronder de vereniging "Het groene hart", beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De verzoekers stelden dat de wijzigingen in het bestemmingsplan, met name de aanpassing van het bouwvlak en het schrappen van de aanduiding "beeldbepalende bebouwing", schadelijk zouden zijn voor hun belangen en de omgeving. De Voorzitter van de Raad van State heeft de verzoeken op 8 september 2005 behandeld.

In de overwegingen van de uitspraak werd vastgesteld dat de wijzigingen in het bestemmingsplan niet in strijd waren met een goede ruimtelijke ordening. De Voorzitter oordeelde dat de verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat hun belangen onaanvaardbaar zouden worden geschaad door de aanpassing van het bouwvlak. De vereniging "Het groene hart" voerde aan dat het plan verdere verstening in de achtertuinen mogelijk maakte en het groene karakter van Den Dungen aantastte. De Voorzitter oordeelde echter dat de gemeenteraad een woningbouwbeleid voerde dat gericht was op efficiënt ruimtegebruik en dat het plan voldoende waarborgen bood voor het behoud van belangrijke openbare groenplekken.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek van de vereniging "Het groene hart" om schorsing van het besluit van 3 mei 2005 gedeeltelijk toegewezen, specifiek voor het bouwvlak met de aanduiding "bedrijf toegestaan" ter hoogte van de Bramerslandstraat 17. Het verzoek van de andere verzoeker werd in zijn geheel afgewezen. De provincie Noord-Brabant werd gelast om het griffierecht aan de vereniging "Het groene hart" te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee de Raad van State omgaat met verzoeken om voorlopige voorzieningen en de afweging van belangen in het kader van ruimtelijke ordening.

Uitspraak

200505408/2.
Datum uitspraak: 6 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    De vereniging "Het groene hart", gevestigd te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2004 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel het bestemmingsplan "Den Dungen" vastgesteld.
Bij besluit van 3 mei 2005, kenmerk 1036677, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers sub 1] bij brief van 29 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2005, en de vereniging "Het groene hart" bij brief van 29 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld, hebben [verzoekers sub 1] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 9 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft de vereniging "Het groene hart" de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 8 september 2005, waar [verzoekers sub 1], vertegenwoordigd door drs. H.E. Winkelman, de vereniging "Het groene hart", vertegenwoordigd door [voorzitter van de vereniging], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.G.A.M. van de Wijdeven, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. C.P. van den Hombergh, en [partij] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.3.    Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor de bebouwde kom van Den Dungen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan grotendeels goedgekeurd.
2.4.    [verzoekers sub 1] stellen dat verweerder ten onrechte heeft ingestemd met de wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp wat betreft de gronden aan de Moutsteeg 8-14, te weten de aanpassing van het bouwvlak en het schrappen van de aanduiding "beeldbepalende bebouwing". Hierdoor staat het plan volgens hen niet langer in de weg aan het oprichten van bebouwing die zich niet verdraagt met de omgeving, waartoe hun monumentale woning aan de [locatie] behoort.
2.4.1.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan op dit punt in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het in zoverre goedgekeurd.
2.4.2.    In het ontwerpplan is aan de gronden aan de Moutsteeg 8-14 de bestemming "Woondoeleinden 1 (W 1)" toegekend met de aanduiding "beeldbepalende bebouwing". Er is daarbij tevens een bouwvlak aan dit perceel gegeven. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het plan in afwijking van het ontwerp niet de aanduiding "beeldbepalende bebouwing" opgenomen en het bouwvlak in zuidoostelijke richting verschoven en enigszins vergroot.
2.4.2.1.    Op de gronden aan de Moutsteeg 8-14 stonden vier karakteristieke arbeiderswoningen. Bij besluit van 15 januari 2004 is voor de sloop van deze panden een sloopvergunning afgegeven. Tegen afgifte van deze vergunning hebben [verzoekers sub 1] geen bezwaar gemaakt. De panden zijn inmiddels gesloopt. Gelet op het voorgaande acht de Voorzitter het op voorhand niet onredelijk dat verweerder heeft ingestemd met het niet opnemen van de aanduiding "beeldbepalende bebouwing" voor de gronden aan de Moutsteeg 8-14. Verder is niet aannemelijk geworden dat [verzoekers sub 1] ten gevolge van de voornoemde aanpassing van het bouwvlak onaanvaardbaar in hun belangen zullen worden geschaad.
2.4.3.    Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter in het verzoek van [verzoekers sub 1] geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hun verzoek dient te worden afgewezen.
2.5.    De vereniging "Het groene hart" voert aan dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd, voorzover daarin verdere verstening door bijgebouwen in achtertuinen en de bouw van woningen in belangrijke open zones mogelijk worden gemaakt. Zij betoogt dat hierdoor het huidige groene, open karakter van Den Dungen wordt aangetast. Voorts stelt de vereniging "Het groene hart" dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het bouwvlak met de aanduiding "bedrijf toegestaan" wat betreft de gronden ter hoogte van de Bramerslandstraat 17. Zij wijst erop dat ter plaatse op dit moment geen bedrijf gevestigd is.
2.5.1.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan op deze punten in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het in zoverre goedgekeurd.
2.5.2.    In het plan zijn de bestaande woonpercelen in beginsel aangewezen als "Woondoeleinden 1 (W1)" of "Woondoeleinden 3 (W3)". Deze bestemmingen voorzien onder meer in het gebruik als tuin. Het plan maakt aldaar de bouw van bijgebouwen mogelijk. De maximale toegestane oppervlakte van de bijgebouwen is in het plan gerelateerd aan de omvang van het bouwperceel. De terreinen behorende bij woonhuizen waarvan het gewenst is dat deze hun open en groene karakter behouden, zijn in het plan bestemd als "Tuin". Ingevolge artikel 5.2.1 van de planvoorschriften mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.
De in het plan neergelegde systematiek ten aanzien van de bouw van bijgebouwen in bestaande (achter)tuinen komt de Voorzitter niet onredelijk voor. In hetgeen de vereniging "Het groene hart" heeft aangevoerd, ziet de Voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet onverkort heeft kunnen instemmen met de voornoemde systematiek.
2.5.3.    Met instemming van verweerder voert de gemeenteraad een woningbouwbeleid dat is gericht op efficiënt ruimtegebruik en op bebouwing van zogeheten inbreidingslocaties. In het plan is nieuwbouw van woonhuizen, uitgezonderd vervangende nieuwbouw, uitsluitend rechtstreeks toegestaan ter plaatse van de aanduiding "nieuw woonhuis toegestaan". Gezien de plaatsen waar deze aanduiding op de plankaart is opgenomen, is het plan in overeenstemming met het voornoemde beleid. De Voorzitter volgt de vereniging "Het groene hart" niet in haar stelling dat het plan onvoldoende waarborgen biedt om een onevenredige aantasting door woningbouw van belangrijke openbare groenplekken te voorkomen. Hierbij wordt onder meer in aanmerking genomen dat een aantal (niet) openbare groenplekken, die van groot belang zijn voor de typerende dorpsstructuur, in het plan gevrijwaard zijn van (woon)bebouwing middels de bestemming "Tuin (T)" dan wel de bestemming "Groenvoorzieningen (G)".
2.5.4.    Voorzover de vereniging "Het groene hart" ter zitting ten aanzien van het in het plan opgenomen bouwvlak met de aanduiding "nieuw woonhuis toegestaan" wat betreft het perceel kadastraal bekend sectie G, nummer 658, specifiek heeft aangevoerd dat deze woningbouwmogelijkheid afbreuk doet aan de omgevingskwaliteit van een nabijgelegen rijksmonument, overweegt de Voorzitter als volgt. De afstand van het voornoemde bouwvlak ten opzichte van het rijksmonument bedraagt ongeveer 8 meter. De maximaal toegestane goot- en nokhoogte en het bebouwingstype van het nieuwe woonhuis zijn in het plan gelijk aan die van het rijksmonument. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de uitstraling en de waarde van het rijksmonument niet zullen worden aangetast.
2.5.5.    In het ontwerpplan zijn de gronden ter hoogte van de Bramerslandstraat 17 aangewezen voor "Woondoeleinden 1 (W1)". Bij de vaststelling van het plan is in afwijking van het ontwerp op deze gronden een bouwvlak opgenomen met de aanduiding "bedrijf toegestaan". Ingevolge artikel 3.1 van de planvoorschriften zijn deze gronden bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep alsmede voor een bedrijf in de milieucategorie 1 of 2 als bedoeld in bijlage 1 van de planvoorschriften. De stukken bevatten onvoldoende informatie over het toegestane gebruik onder het voorgaande plan en over het feitelijke gebruik van voornoemde gronden. Evenmin heeft de behandeling ter zitting op dit punt de gewenste duidelijkheid gebracht. Gezien het voorgaande is nader onderzoek aangewezen, waarvoor de bodemprocedure zich meer leent dan de thans aan de orde zijnde procedure.
2.5.6.    Gelet op het vorenstaande en in verband met de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, ziet de Voorzitter in het verzoek van de vereniging "Het groene hart" aanleiding het bestreden bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen, voorzover het betreft de goedkeuring van het bouwvlak met de aanduiding "bedrijf toegestaan" ter hoogte van de gronden aan de Bramerslandstraat 17.
2.6.    Ten aanzien van [verzoekers sub 1] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is ten aanzien van de vereniging "Het groene hart" niet gebleken.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 3 mei 2005, kenmerk 1036677, voorzover het betreft de goedkeuring van het bouwvlak met de aanduiding "bedrijf toegestaan" ter hoogte van de gronden aan de Bramerslandstraat 17;
II.    wijst het verzoek van [verzoekers sub 1] in het geheel en het verzoek van de vereniging "Het groene hart" voor het overige af;
III.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan de vereniging "Het groene hart" het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Kooijman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2005
177-466.