ECLI:NL:RVS:2005:AU3774
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- P.A. de Vink
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 september 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, gevestigd te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, waarbij aan haar een last onder dwangsom was opgelegd wegens overtreding van voorschrift 7.1 van de bij een eerdere vergunning verleende voorschriften. Dit besluit was genomen op 5 juli 2005, na geluidmetingen die door verweerder waren uitgevoerd. Verzoekster betwistte de overtreding en verzocht de Voorzitter om een voorlopige voorziening.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 september 2005, waar zowel verzoekster als verweerder vertegenwoordigd waren. De Voorzitter oordeelde dat de door verweerder uitgevoerde geluidmetingen en -berekeningen onvoldoende bewijs boden voor de vaststelling van een daadwerkelijke overtreding van voorschrift 7.1. De Voorzitter concludeerde dat verweerder in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onvoldoende onderzoek had verricht naar zijn bevoegdheid om het bestreden besluit te nemen.
Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter besloten om het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant te schorsen en verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het bestuursrecht en de noodzaak voor bestuursorganen om voldoende onderzoek te verrichten voordat zij besluiten nemen die ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor burgers.