ECLI:NL:RVS:2005:AU3397

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410303/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor woningen in Oostflakkee

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 9 november 2004 het beroep van [wederpartij] en haar vennoten ongegrond verklaard, nadat zij bezwaar hadden gemaakt tegen de vrijstelling en bouwvergunning die op 25 juli 2003 was verleend voor de bouw van 53 woningen in Oude-Tonge. Het college had de vergunning verleend op basis van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om [wederpartij] c.s. te veroordelen in de kosten van het geding, wat het college in hoger beroep aanvecht. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen veroordeling heeft uitgesproken, omdat [wederpartij] c.s. kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht zouden hebben gemaakt. De Raad van State oordeelt echter dat niet is aangetoond dat [wederpartij] c.s. uitsluitend om financiële redenen bezwaar hebben gemaakt tegen het bouwplan.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Wel wordt het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee veroordeeld in de proceskosten van [wederpartij] c.s. tot een bedrag van € 644,00, dat moet worden betaald aan hen. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 28 september 2005.

Uitspraak

200410303/1.
Datum uitspraak: 28 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. WRO 04/28-VRLK van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2004 in het geding tussen:
[wederpartij] en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B], gevestigd, respectievelijk wonend te [plaats]
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2003 heeft appellant met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 53 woningen op de percelen kadastraal bekend gemeente Oostflakkee, sectie […], nummers […], plaatselijk bekend het [locatie] te Oude-Tonge.
Bij besluit van 8 december 2003 heeft appellant het daartegen door [wederpartij] en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B], (hierna: [wederpartij] c.s.) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 november 2004, verzonden op 10 november 2004, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] c.s. ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 17 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 maart 2005 hebben [wederpartij] c.s. van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door F. ten Brinke, ambtenaar der gemeente, en [wederpartij] c.s., bijgestaan door mr. E.B. van den Ouden, advocaat te Oude-Tonge, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het hoger beroep is uitsluitend gericht tegen de overweging van de rechtbank dat er geen aanleiding bestaat om, zoals door appellant in beroep verzocht, over te gaan tot een veroordeling van [wederpartij] c.s. in de kosten van het geding.
2.1.1.    Appellant betoogt dat de rechtbank [wederpartij] c.s. had moeten veroordelen in de kosten van het geding wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Dit betoog faalt. Niet aannemelijk is geworden dat [wederpartij] c.s., die in bezwaar en beroep bezwaren tegen het bouwplan naar voren hebben gebracht, uitsluitend gebruik hebben gemaakt van hun procesrecht om een financiële vergoeding af te dwingen. De enkele omstandigheid dat [wederpartij] c.s. appellant bij brief van 13 november 2003 een schikkingsvoorstel hebben gedaan, waarbij zij hebben gesteld bereid te zijn onder specifieke voorwaarden hun bezwaren tegen het bouwplan in te trekken biedt, wat er van de redelijkheid van die voorwaarden verder zij, geen grond voor de conclusie dat [wederpartij] c.s. wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht hadden moeten worden veroordeeld in de kosten van het geding. Hetgeen partijen buiten de juridische procedure om ondernemen om al dan niet tot overeenstemming te komen dient in dit verband in beginsel buiten beschouwing te blijven.
2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.3.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee in de bij [wederpartij] en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B] in verband met het hoger beroep opgekomen proceskosten ten bedrage van € 644,00 (zegge zeshonderdvierenveertig euro), welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het dient door de gemeente Oostflakkee onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald aan [wederpartij] en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B].
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin    w.g. Lodder
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2005
17-422.