ECLI:NL:RVS:2005:AU3383

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200504361/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding door college van burgemeester en wethouders van Uitgeest

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 4 mei 2005 een beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding dat door het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest op 1 oktober 2002 werd afgewezen. De appellant had schade geleden als gevolg van een besluit van 20 november 2001, waarbij zijn aanvraag voor een eengezinswoning werd afgewezen. Het college heeft op 1 april 2005, na het opnieuw beoordelen van de bezwaren van de appellant, een schadevergoeding van € 753,50 toegekend voor de meerkosten van de verhuizing van Heemskerk naar Gendringen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten tot deze vergoeding, maar dat andere door de appellant gestelde kosten buiten de omvang van het geding vielen.

De appellant heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij betoogde dat de rechtbank had miskend dat de kosten niet beperkt waren tot verhuiskosten. De Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht had overwogen dat alleen de meerkosten van de verhuizing voor vergoeding in aanmerking kwamen. De appellant heeft niet aangetoond dat hij recht heeft op een hogere schadevergoeding dan het door het college vastgestelde bedrag van € 753,50. Bovendien heeft hij geen hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken die zijn verzoek om vergoeding van andere kosten ongegrond verklaarden.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 28 september 2005.

Uitspraak

200504361/1.
Datum uitspraak: 28 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04-1742 EN AWB 04-1743 van de rechtbank Haarlem van 4 mei 2005 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Uitgeest (hierna: het college), voorzover thans van belang, een verzoek van appellant om vergoeding van schade geleden ten gevolge van het besluit van 20 november 2001, afgewezen.
Bij besluit van 1 april 2005 heeft het college - opnieuw beslissend op de bezwaren van appellant - het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en een schadevergoeding toegekend van € 753,50.
Bij uitspraak van 4 mei 2005, verzonden op 12 mei 2005, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 14 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 12 juli 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 september 2005, waar het college, vertegenwoordigd door mr. W. Hoving, advocaat te Alkmaar, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellant stelt schade te hebben geleden ten gevolge van het besluit van 20 november 2001, waarbij zijn aanvraag om toewijzing van de eengezinswoning [locatie] te [plaats] ten onrechte is afgewezen. Appellant is op 16 december 2001 naar een woning in Gendringen verhuisd.
2.2.    De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat het college met inachtneming van een eerdere uitspraak van de rechtbank van 15 juli 2004 terecht heeft besloten tot het vergoeden van de meerkosten van de verhuizing van Heemskerk naar Gendringen ten opzichte van de verhuizing van Heemskerk naar Uitgeest ter hoogte van € 753,50. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat nu die uitspraak in rechte onaantastbaar is geworden, de overige door appellant gestelde kosten buiten de omvang van het geding vallen.
2.3.    Appellant betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat in de uitspraak van 15 juli 2004 de door het college te vergoeden kosten nadrukkelijk niet zijn beperkt tot de kosten van verhuizing. Anders dan appellant stelt is overweging 2.10. van de uitspraak van 15 juli 2004 uitsluitend toegespitst op de door appellant gestelde verhuiskosten en laat geen andere lezing toe dan dat de rechtbank ten aanzien van die kosten heeft overwogen dat alleen de meerkosten van de verhuizing van Heemskerk naar Gendringen ten opzichte van de verhuizing van Heemskerk naar Uitgeest voor vergoeding in aanmerking komen.
2.3.1.    Ook het betoog van appellant dat het college de meerkosten van de verhuizing ten onrechte heeft vastgesteld op € 753,50, faalt. Het college heeft zich bij de vaststelling van dat bedrag gebaseerd op door appellant in zijn brief van 24 september 2004 genoemde gegevens. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij voor een hogere vergoeding in aanmerking komt.
2.3.2.    Appellant heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 15 juli 2004, waarbij zijn beroep tegen de afwijzing van een vergoeding voor overige door hem gestelde kosten, waaronder advocaatkosten en immateriële schade, ongegrond is verklaard. Het college heeft opnieuw beslissend op de bezwaren van appellant de beslissing tot afwijzing van de vergoeding voor overige kostenposten terecht gehandhaafd. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Planken
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2005
299.