ECLI:NL:RVS:2005:AU3356
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Th.G. Drupsteen
- R. van Heusden
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake grondwateronttrekking door college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 september 2005 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening en het verzet van de stichting "Stichting Belangen Stationsweg Hillegom" tegen een eerdere uitspraak van 11 augustus 2005. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de stichting tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 25 april 2005 niet-ontvankelijk verklaard. De stichting had geen bedenkingen ingediend tegen het ontwerp van het besluit, waardoor zij geen beroepsrecht kon ontlenen aan de Wet milieubeheer.
De stichting heeft verzet aangetekend en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij pas na het verstrijken van de termijn voor het indienen van bedenkingen op de hoogte was geraakt van mogelijke schade aan omliggende woningen door de onttrekking van grondwater. Tijdens de zitting op 5 september 2005 is de zaak behandeld, waarbij de stichting werd vertegenwoordigd door F.J. van Haren en het college door L.C. Aben. Ook andere partijen waren aanwezig, waaronder vertegenwoordigers van de gemeente Hillegom.
De Voorzitter van de Afdeling, Th.G. Drupsteen, heeft in zijn overwegingen geconcludeerd dat de stichting geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die niet al in de eerdere uitspraak zijn behandeld. Het verzet werd ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van bedenkingen binnen de gestelde termijnen en de verantwoordelijkheid van burgers om zich tijdig te informeren over de gevolgen van besluiten die hen aangaan.