ECLI:NL:RVS:2005:AU3341

Raad van State

Datum uitspraak
19 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410040/4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning en vrijstelling voor woningen en appartementen in Goes

Op 4 november 2003 verleende het college van burgemeester en wethouders van Goes vrijstelling en bouwvergunning aan De Groene Groep Ontwikkeling B.V. voor de bouw van 17 woningen aan de Anjelierstraat en 20 appartementen aan de Oostsingel. Dit besluit werd door [verzoekers sub 1] en [verzoekers sub 2] aangevochten, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Middelburg op 16 november 2004, waarin de rechtbank de beroepen gegrond verklaarde en de bouwvergunning voor de appartementen aan de Oostsingel schorste. De rechtbank oordeelde dat de ruimtelijke onderbouwing niet voldeed aan de eisen.

In hoger beroep verzochten [verzoekers sub 1] en [verzoekers sub 2] om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelde de verzoeken op 8 september 2005. De Voorzitter oordeelde dat de bouw van de woningen aan de Anjelierstraat nagenoeg voltooid was, waardoor het verzoek van [verzoekers sub 2] tot schorsing van het besluit van 4 november 2003 werd afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang.

De Voorzitter concludeerde dat de nieuwe beslissing op bezwaar van 7 juli 2005, die de rechtbankuitspraak van 16 november 2004 trachtte te volgen, niet in geschil was. De verzoekers betoogden dat de ruimtelijke onderbouwing voor de appartementen aan de Oostsingel niet voldeed, maar de Voorzitter vond onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat het college zich niet op het standpunt had kunnen stellen dat de bebouwing paste bij de omliggende bebouwing. De verzoeken werden afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200410040/4.
Datum uitspraak: 19 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken van [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats], en [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats], om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1.    het college van burgemeester en wethouders van Goes,
2.    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"De Groene Groep Ontwikkeling B.V.", gevestigd te Rotterdam,
3.    [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. Awb 04/266 en 04/273 van de rechtbank Middelburg van 16 november 2004 in het geding tussen:
1.    [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Goes.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Goes (hierna: het college) aan De Groene Groep Ontwikkeling B.V. (hierna: De Groene Groep) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van 17 woningen aan de Anjelierstraat en 20 appartementen aan de Oostsingel te Goes.
Bij besluit van 3 maart 2004 heeft het college de daartegen door [verzoekers sub 1] en [verzoekers sub 2] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 november 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) de daartegen door [verzoekers sub 1] en anderen en [verzoekers sub 2] ingestelde beroepen gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voorzover daarbij de bij het besluit van
4 november 2003 verleende vrijstelling en bouwvergunning voor de appartementengebouwen aan de Oostsingel zijn gehandhaafd en bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de verleende bouwvergunning, wat betreft de bouw van de appartementengebouwen aan de Oostsingel, wordt geschorst, totdat opnieuw op de gemaakte bezwaren is beslist.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief van 10 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2004, De Groene Groep bij brief van 23 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2004, en [verzoekers sub 2] bij brief van 27 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Het college en De Groene Groep hebben hun hoger beroepen aangevuld bij brieven van 5 januari 2005, respectievelijk 19 januari 2005.
Bij brief van 27 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag hebben [verzoekers sub 2] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot het besluit tot vrijstelling en bouwvergunning voor de bouw van 17 woningen aan de Anjelierstraat, welk verzoek door de Voorzitter bij uitspraak van 19 januari 2005 is afgewezen.
Bij uitspraak van 1 maart 2005 heeft de Voorzitter het verzoek van De Groene Groep tot het treffen van een voorlopige voorziening ingewilligd en de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening, behalve voorzover zij de bouw van de bovenste bouwlagen van de appartementengebouwen aan de Oostsingel betreft, opgeheven totdat de Afdeling heeft beslist op het hoger beroep of het geschil op andere wijze tot een einde is gekomen.
Bij besluit van 7 juli 2005 heeft het college het door [verzoekers sub 1] en anderen en [verzoekers sub 2] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 3 november 2004 wederom ongegrond verklaard.
Bij brief van 19 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben [verzoekers sub 1] en anderen de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 23 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben [verzoekers sub 2] de Voorzitter eveneens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 5 september 2005 heeft het college een reactie op de verzoeken ingediend.
De Voorzitter heeft de verzoeken van 19 en 23 augustus 2005 ter zitting behandeld op 8 september 2005, waar [verzoekers sub 1], in de persoon van [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Dordrecht, en het college, vertegenwoordigd door S. Hommersom en G.J. Goemaat, beiden ambtenaar van de gemeente, bijgestaan door mr. J.J. Jacobse, advocaat te Middelburg, zijn verschenen. Voorts is daar De Groene Groep, vertegenwoordigd door mr. M. Hoogesteger, advocaat te Rotterdam, gehoord. [verzoekers sub 2] zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet ter zitting verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het verzoek van [verzoekers sub 2] tot schorsing van het besluit van 4 november 2003 betreft onder meer de verleende vrijstelling en bouwvergunning voor de woningen aan de Anjelierstraat. Niet is betwist dat de bouw van deze woningen nagenoeg is voltooid. Het verzoek dient in zoverre, vanwege het ontbreken van spoedeisend belang, reeds daarom te worden afgewezen.
2.3.    Tussen partijen is niet in geschil, en de Voorzitter verenigt zich met die opvatting, dat de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening geheel is vervallen, doordat het college opnieuw op de bewaren heeft beslist. Met de beslissing op bezwaar van 7 juli 2005 is beoogd te voldoen aan de uitspraak van de rechtbank van 16 november 2004, waarin is geoordeeld dat de ruimtelijke onderbouwing ten aanzien van de woningen aan de Oostsingel niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Wat betreft de verzoeken van [verzoekers sub 1] en [verzoekers sub 2], voorzover deze de appartementen aan de Oostsingel betreffen, is daarom thans in de eerste plaats van belang of aannemelijk is dat de beslissing op bezwaar van 7 juli 2005, waartegen de hoger beroepen van verzoekers, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, zich mede richten, in rechte stand kan houden. Daarbij behoeft de  Voorzitter in verband met het navolgende niet te treden in een voorlopige beoordeling van de kans van slagen van de hoger beroepen van het college en De Groene Groep.
2.3.1.    Verzoekers betogen dat de aan de nieuwe beslissing op bezwaar ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing evenzeer niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. De vergunde nieuwbouw aan de Oostsingel verhoudt zich naar hun mening niet met het nabijgelegen beschermd stadsgezicht.
2.3.2.    Hetgeen verzoekers hebben betoogd biedt onvoldoende aanknopingspunten om op voorhand aan te nemen dat het college zich in zijn besluit van 7 juli 2005 niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bebouwing aan de Oostsingel wat betreft schaal, maatvoering en bouwhoogte past bij de omliggende bebouwing. Daartoe wordt overwogen dat aan het besluit een aangepaste versie van het voorontwerp-bestemmingsplan "Locatie De Groene" als ruimtelijke onderbouwing ten grondslag is gelegd. De Provinciale Commissie Omgevingsbeleid van de provincie Zeeland heeft blijkens haar brief van 15 maart 2005 ingestemd met de inhoud van dat voorontwerp. Thans is onomstreden dat het bouwplan binnen het aangepaste voorontwerp past. Bovendien neemt de Voorzitter in aanmerking dat daarbij gemotiveerd aandacht is besteed aan de door verzoekers ingebrachte analyse van bureau Mattie & De Moor. Verder valt op voorhand niet in te zien dat de positieve adviezen van de welstands/monumentencommissie naar inhoud en wijze van totstandkoming, waarbij evenzeer aan bovengenoemde analyse aandacht is besteed, zodanige gebreken vertonen dat het college deze niet aan zijn besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. Voor een verdergaande beoordeling in rechte is naar voorlopig oordeel geen plaats.
2.4.    [verzoekers sub 2] betogen verder dat de vrijstelling en bouwvergunning ten onrechte zijn verleend, omdat niet vast staat dat aan het Besluit luchtkwaliteit wordt voldaan.
2.4.1.    In dit betoog ziet de Voorzitter geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, nu - mede gelet op de door het college overgelegde onderzoeksgegevens - op voorhand niet aannemelijk is geworden dat het bouwplan tot gevolg zal hebben dat niet aan de ten behoeve van de luchtkwaliteit gestelde grenswaarden kan worden voldaan.
2.5.    De verzoeken dienen te worden afgewezen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. van den Ende, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Van den Ende
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2005
275.