ECLI:NL:RVS:2005:AU2982

Raad van State

Datum uitspraak
15 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200506194/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuringsbesluit wijzigingsplan ten behoeve van woondoeleinden in Wijnjewoude

Op 5 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Opsterland het wijzigingsplan "Merkebuorren 90 Wijnjewoude" vastgesteld. Dit plan beoogt de voormalige boerderij op het perceel Merkebuorren 90 te Wijnjewoude ten behoeve van woondoeleinden te gebruiken. Verzoeker, die een melkrundveehouderij exploiteert, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Hij stelt dat het goedkeuringsbesluit van verweerder, het college van gedeputeerde staten van Fryslân, ten onrechte is verleend, omdat het plan zijn uitbreidingsmogelijkheden zal belemmeren en de woning binnen de stankcirkel van zijn bedrijf zal komen te liggen, wat leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 augustus 2005, waar verzoeker in persoon is verschenen, evenals vertegenwoordigers van het college van burgemeester en wethouders. Verweerder is niet verschenen. De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het college heeft het plan goedgekeurd, omdat het van mening is dat de wijziging van de functie van de boerderij naar woning de ontwikkelingsmogelijkheden van verzoekers bedrijf niet belemmert. De afstand tussen de voorziene woning en de jongveeboxen is 32 meter, terwijl de Richtlijn een minimale afstand van 50 meter vereist.

De Voorzitter heeft geconcludeerd dat er onduidelijkheid bestaat over de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat en dat er onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan door de inwerkingtreding van het wijzigingsplan. Daarom heeft de Voorzitter besloten het bestreden besluit bij voorlopige voorziening te schorsen. Tevens is bepaald dat provincie Fryslân het griffierecht aan verzoeker dient te vergoeden.

Uitspraak

200506194/2.
Datum uitspraak: 15 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Opsterland het wijzigingsplan "Merkebuorren 90 Wijnjewoude" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 mei 2005, no. 598616, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 15 juli 2005, bij de Raad van State per fax ingekomen op 15 juli 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 15 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 18 juli 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 augustus 2005, waar verzoeker, in persoon, is verschenen. Voorts is daar het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door K. van Dalen en A.T. Deinum, ambtenaren van de gemeente, gehoord.
Verweerder is met voorafgaande berichtgeving niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Met het wijzigingsplan wordt beoogd de voormalige boerderij op het perceel Merkebuorren 90 te Wijnjewoude ten behoeve van woondoeleinden te gebruiken.
2.3.    Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Hij verzoekt bij wege van voorlopige voorziening het goedkeuringsbesluit te schorsen. Hij voert hiertoe aan dat het plan de uitbreidingsmogelijkheden van zijn melkrundveehouderij zal belemmeren omdat hij niet zal kunnen voldoen aan de normen in de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996 (hierna: de Richtlijn). In het verlengde hiervan stelt verzoeker in de huidige situatie wel uit te kunnen breiden. Tot slot stelt verzoeker zich op het standpunt dat de woning binnen de stankcirkel van zijn bedrijf zal worden gebracht hetgeen volgens verzoeker zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
2.4.    Verweerder heeft het plan niet in strijd met het recht of een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Hij heeft hiertoe overwogen dat door wijziging van de functie van de voormalige boerderij op het perceel Merkebuorren 90 in een woning, het bedrijf van verzoeker niet in de ontwikkelingsmogelijkheden wordt belemmerd. Het bedrijf kan volgens verweerder in de huidige situatie al niet meer uitbreiden wegens strijd met de Richtlijn.
2.5.    Blijkens het verhandelde ter zitting is bij beantwoording van de vraag of de voorziene woning toelaatbaar is uit een oogpunt van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, door het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) uitgegaan van de voor het bedrijf geldende milieuvergunning uit 1993 voor 63 stuks melkrundvee en 56 stuks jongvee. De afstand tussen de bestaande bedrijfswoning Merkebuorren 90 en de meest dichtbijgelegen vergunde jongveeboxen van de melkrundveehouderij bedraagt 35 meter. Volgens het college bedraagt de afstand tussen de voorziene woning en de meest dichtbijgelegen jongveeboxen 32 meter. Tevens heeft het college ter zitting aangegeven de voorziene woning aan te merken als een categorie III object in de zin van de Brochure Veehouderij en Hinderwet, zodat in samenhang met de Richtlijn volgens het college een minimale afstand van 50 meter dient te worden aangehouden tussen de melkrundveehouderij en de woning. Nog daargelaten de vraag of deze uitgangspunten juist zijn hebben de stukken en het verhandelde ter zitting bij de Voorzitter onduidelijkheid laten bestaan omtrent de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woning. Gelet hierop acht de Voorzitter, in aanmerking genomen de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het wijzigingsplan, termen aanwezig het bestreden besluit bij voorlopige voorziening te schorsen.
2.6.    Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 17 mei 2005, no. 598616;
II.    gelast dat provincie Fryslân aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig  euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Onselen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2005
178-500.