ECLI:NL:RVS:2005:AU2981

Raad van State

Datum uitspraak
15 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200505207/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Omleidingsweg N219/A12 door college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland

Op 15 september 2005 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219/A12" door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Het besluit tot goedkeuring werd genomen op 26 april 2005. Verzoeker heeft op 14 juni 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 26 augustus 2005, waar zowel verzoeker als vertegenwoordigers van de provincie Zuid-Holland en de gemeente Waddinxveen aanwezig waren.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het bestemmingsplan de aanleg van een omleidingsweg beoogt, die een verbinding vormt tussen de A12 en de A20. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de aanleg van een fietspad langs de verlegde Bredeweg, met de argumentatie dat de luchtkwaliteit ter plaatse onaanvaardbaar slecht zal zijn, wat negatieve gevolgen heeft voor de gezondheid van de omwonenden en schoolkinderen.

De Voorzitter heeft vastgesteld dat verzoeker geen zienswijze heeft ingediend tegen het bestemmingsplan bij de gemeenteraad, omdat hij pas later op de hoogte was van de invulling van het plandeel. De Voorzitter concludeert dat er twijfel bestaat of verzoeker in een ongunstiger positie is komen te verkeren door de wijziging van het bestemmingsplan. Gezien het feit dat de start van de werkzaamheden nog ongeveer een jaar op zich laat wachten, oordeelt de Voorzitter dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Daarom wordt het verzoek afgewezen.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 september 2005, waarbij de Voorzitter heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200505207/2.
Datum uitspraak: 15 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2005 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219/A12" van de gemeente Waddinxveen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 14 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 14 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 augustus 2005, waar [verzoeker] en verweerder, vertegenwoordigd door P. D. Verstoep, R. Wisse en B. Alberts, ambtenaren van de provincie Zuid-Holland zijn verschenen.
Voorts zijn B. Grisnich, ambtenaar van de gemeente Waddinxveen, mr. E.H. Boers-Gerlings en ir. D.R. van Klaveren ambtenaren van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Zuid-Holland daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het bestemmingsplan beoogt de realisering mede mogelijk te maken van de omleidingsweg N219 die een verbinding vormt tussen de A12 en de A20. Het plan voorziet in bestemmingen en het gebruik van gronden rond de verlegde Bredeweg, de aansluiting van de nieuwe N219 op de verlegde Bredeweg en de aanleg van plusstroken langs de A12.
2.3.    Verzoeker richt zich tegen de aanleg van een fietspad langs de verlegde Bredeweg en voert daartoe aan dat de luchtkwaliteit ter plaatse onaanvaardbaar slecht zal zijn met alle gevolgen van dien voor gezondheid en die van alle schoolkinderen bij gebruik van fietspad. .
2.4.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker destijds bij de gemeenteraad geen zienswijze tegen het voorliggende bestemmingsplan heeft ingediend aangezien hem pas later de invulling van het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden" duidelijk is geworden. In het ontwerpplan was eveneens een fietspad voorzien tezamen met de in overweging 2.2 omschreven weggedeelten. Voorts hebben de gemeente en verweerder toegelicht dat, voorzover van belang, door de gemeenteraad bij de planvaststelling een wijziging is aangebracht waarbij de noordgrens van het bestemmingsplan circa 45 meter naar het zuiden is verlegd. Voor de planopzet van het wegenstelsel inclusief het fietspad is ten opzichte van het ontwerpplan geen wijziging opgetreden.
De Voorzitter leidt uit het voorgaande af dat twijfel bestaat of verzoeker door de aangebrachte wijziging in een ongunstiger positie is komen te verkeren en is het de vraag of verzoeker bij verweerder tegen het vastgestelde bestemmingsplan kon opkomen. Nu de planwijziging en al het daaronder begrepen (kaart)materiaal ook qua toegankelijkheid complex van aard is, verdient deze vraag nader onderzoek in de bodemprocedure.
Verzoeker beoogt met zijn verzoek om een voorlopige voorziening te voorkomen dat met de aanleg van het tracé reeds wordt begonnen. Ter zitting is gebleken, dat de start van de werkzaamheden die door dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt nog ongeveer een jaar op zich laat wachten. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Hieruit volgt dat de Voorzitter reeds hierom aanleiding ziet het verzoek af te wijzen.
2.5.    In verband hiermede wordt op het door verzoeker aangevoerde niet nader ingegaan.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Van Onselen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2005
178----.