ECLI:NL:RVS:2005:AU2967

Raad van State

Datum uitspraak
21 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410329/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Weert inzake bouwvergunning voor bedrijfsruimte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Weert, dat op 25 november 2003 een vrijstelling en bouwvergunning heeft verleend voor de realisatie van een bedrijfsruimte op een perceel in Weert. De vergunninghoudster, die een legkippenhouderij exploiteert, heeft de vergunning aangevraagd voor de verwerking van eieren, zowel van haar eigen kippen als incidenteel van andere bedrijven. Appellanten, bewoners van de omgeving, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij van mening zijn dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan dat alleen agrarische activiteiten toestaat.

De rechtbank Roermond heeft op 2 november 2004 het beroep van appellanten gegrond verklaard en de beslissing van het college vernietigd, maar het college heeft in hoger beroep bij de Raad van State de beslissing van de rechtbank aangevochten. De Raad van State heeft de zaak op 9 augustus 2005 behandeld, waarbij zowel appellanten als de vergunninghoudster vertegenwoordigd waren. De Raad heeft overwogen dat de vergunninghoudster beschikt over een milieuvergunning die het aantal verkeersbewegingen voor eieren van derden beperkt tot 10% van de totale verwerking. Appellanten hebben niet kunnen aantonen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de verwerking van bijgekochte eieren ondergeschikt is aan de eigen productie.

De Raad van State heeft geoordeeld dat het college op goede gronden heeft aangenomen dat de verwerking van eieren van derden niet de hoofdactiviteit van vergunninghoudster is. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200410329/1.
Datum uitspraak: 21 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/ 351 WRO K1 van de rechtbank Roermond van 2 november 2004 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de realisering van een bedrijfsruimte op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 17 februari 2004 heeft het college de daartegen door [namen 5 bezwaarmakers] gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, de bezwaren van [namen 11 bezwaarmakers] ongegrond verklaard, en het besluit van 25 november 2003 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 2 november 2004, verzonden op 9 november 2004, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellanten] ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar, voorzover daarbij hun bezwaarschrift niet-ontvankelijk is verkaard, vernietigd, dat bezwaarschrift met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) alsnog ongegrond verklaard, en het beroep van de overige appellanten ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 15 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 februari 2005 heeft het college van antwoord gediend.
Vergunninghoudster is ingevolge artikel 8:26 van de Awb in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
Bij brief van 23 februari 2005 heeft vergunninghoudster een reactie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van vergunninghoudster. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2005, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. L.M.A. Schrieder, jurist rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. W.D.W. van Aken, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. Th.H.M. Linssen, advocaat te Tilburg, daar gehoord. Als deskundige zijdens vergunninghoudster is ing. J.J.A.M. Heuvelmans, adviseur, gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan ziet op het oprichten van een bedrijfsruimte voor de verwerking van eieren, afkomstig van de op het perceel aanwezige legkippenhouderij van vergunninghoudster en, volgens opgave van vergunninghoudster, incidenteel van andere bedrijven.
2.2.    Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het verwerken van eieren van derden de hoofdactiviteit is van vergunninghoudster, zodat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan dat ter plaatse slechts een agrarisch bedrijf toelaat.
2.3.    Vast staat dat vergunninghoudster beschikt over een milieuvergunning voor de verwerking van eieren. Naar voorts niet in geschil is, is het maximum aantal verkeersbewegingen voor het vervoer van eieren van derden in deze vergunning zodanig beperkt, dat per jaar niet meer dan 10% van de te verwerken eieren van derden afkomstig mag zijn. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat met het bouwplan nochtans wordt beoogd een substantieel deel van de te verwerken eieren te betrekken van derden. Onvoldoende is daartoe het door appellanten waargenomen totaal aantal vrachtauto's dat het bedrijf bezoekt. Niet aannemelijk is immers geworden dat deze vrachtauto's alle of grotendeels eieren vervoeren en
- voorzover dat wel het geval is - dat de volledige capaciteit van de laadruimte daadwerkelijk wordt benut voor het vervoer van eieren die van derden afkomstig zijn. Evenmin kan aan de door appellanten gestelde capaciteit van de sorteermachine beslissende betekenis toekomen. In dit verband is van belang dat vergunninghoudster concrete plannen heeft om de eierproductie ter plaatse fors op te voeren.
De rechtbank heeft derhalve met juistheid geoordeeld dat het college op goede gronden heeft aangenomen dat de verwerking van bijgekochte eieren ondergeschikt is aan de eigen productie ervan. Het betoog faalt derhalve.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Boermans
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005
429.