ECLI:NL:RVS:2005:AU2964

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200504209/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Noord-Zuidlijn en voorlopige voorziening

Op 12 september 2005 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Tweede herziening van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn" dat op 13 oktober 2004 door de gemeenteraad van Amsterdam was vastgesteld. Dit bestemmingsplan was opgesteld op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Verzoeksters, Stichting Behou Gerard Dou en Stichting Monumentenbehoud Nederland, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De verzoeken zijn ingediend op respectievelijk 6 en 7 juli 2005, waarbij verzoekster sub 1 zijn beroep aanvulde op 28 juni 2005. De Voorzitter heeft de verzoeken behandeld op 26 augustus 2005, waarbij de verzoeksters niet aanwezig waren, maar de verweerder en de gemeenteraad van Amsterdam wel vertegenwoordigd waren.

In de overwegingen van de Voorzitter werd benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan heeft als doel het tracégedeelte van de Noord-Zuidlijn te beschermen, met name binnen het beschermd stadsgezicht. De verzoeksters voerden aan dat de aanleg van de Noord-Zuidlijn onvoldoende bescherming biedt voor het historisch stadsgezicht en dat het geldende bestemmingsplan niet meer van toepassing zou zijn. De gemeenteraad stelde echter dat het plan voorziet in aanvullende artikelen die de bescherming van het stadsgezicht waarborgen.

De Voorzitter concludeerde dat de verzoeksters niet aannemelijk hebben gemaakt dat de inwerkingtreding van de bepalingen nadelige gevolgen zou hebben voor het stadsgezicht. Gezien de reeds lopende bouwwerkzaamheden en de noodzaak voor een spoedige inwerkingtreding van de artikelen, werden de verzoeken afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 september 2005.

Uitspraak

200504209/2.
Datum uitspraak: 12 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    Stichting Behou Gerard Dou, gevestigd te Amsterdam,
2.    Stichting Monumentenbehoud Nederland, gevestigd te Amsterdam,
verzoeksters,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2004 heeft de gemeenteraad van Amsterdam, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2004, het bestemmingsplan "Tweede herziening van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 april 2005, nr. 2004-48270, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekster sub 1 bij brief van 30 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2005 en verzoekster sub 2 bij brief van 6 juli 2005 bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2005, beroep ingesteld. Verzoekster sub 1 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 28 juni 2005.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft verzoekster sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft verzoekster sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 26 augustus 2005, waar verzoeksters sub 1 en sub 2 niet zijn verschenen, en verweerder vertegenwoordigd door mr. K.J.T.M. Hehenkamp, is verschenen.
Voorts is de gemeenteraad van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. F. Arents daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan heeft tot doel het tracégedeelte van Prins Hendrikkade tot Dam en van Spui tot Singelgracht, dat ligt binnen het gebied van het beschermd stadsgezicht, bescherming te geven als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de Monumentenwet 1988. Het plan voorziet daartoe uitsluitend in een aanvulling van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Noord-Zuidlijn", met betrekking tot de relevante delen van de plankaart met een zestal artikelgedeelten waarin nadere eisen- en vrijstellingsregelingen zijn opgenomen in het belang en behoud van het beschermd stadsgezicht.
2.3.    Verzoeksters sub 1 en sub 2 voeren samengevat ter motivering van hun verzoeken bezwaren aan tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn als zodanig, de onvoldoende bescherming van het historisch stadsgezicht en het niet meer van toepassing zijn van het geldende bestemmingsplan "Noord-Zuidlijn" alsmede de eerste herziening van laatstgenoemd plan.
2.4.    De gemeenteraad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het voorliggende plan door middel van een aantal aanvullende artikelen en in lijn met een uitspraak van de rechtbank Amsterdam voorziet in mogelijke leemten met betrekking tot het beschermd stadsgezicht. Tevens wijst de raad erop dat in twee andere bestemmingsplannen met betrekking tot delen van de Noord-Zuidlijn eveneens een vergelijkbare beschermende regeling is opgenomen.
2.5.    Verweerder heeft geen reden gezien de voorschriften in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en heeft deze goedgekeurd.
2.6.    Verzoeksters sub 1 en sub 2 hebben niet aannemelijk gemaakt dat de inwerkingtreding van de voorliggende bepalingen zal leiden tot nadelige ontwikkelingen voor het behoud van het beschermd stadgezicht. In aanmerking genomen de vele bouwwerkzaamheden die ter uitvoering van het in rechte onaantastbare bestemmingsplan "Noord-Zuidlijn" reeds plaatsvinden is er  belang bij een spoedige inwerkingtreding van de betrokken artikelen. Wat betreft het aangevoerde voor het overige stelt de Voorzitter vast dat de aanleg van de Noord-Zuidlijn is vastgelegd in de reeds in werking getreden bestemmingsplannen.
In hetgeen verzoeksters sub 1 en sub 2 overigens nog hebben aangevoerd ziet de Voorzitter evenmin aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7.    De verzoeken komen niet voor inwilliging in aanmerking.
2.8.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Van Onselen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2005
178-----.