ECLI:NL:RVS:2005:AU2598

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200505660/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake Tracébesluit A2/A67 Randweg Eindhoven

Op 9 mei 2005 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het Tracébesluit "A2/A67 Randweg Eindhoven 2005 km. 10.417-10.609" vastgesteld. Dit besluit betreft de ombouw van de bestaande randweg van Eindhoven van twee naar vier rijbanen. Verzoekers hebben op 30 juni 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 26 augustus 2005 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde en advocaat, en verweerder door ambtenaren van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekers stellen dat het Tracébesluit ten onrechte is vastgesteld en verzoeken om schorsing van het besluit om te voorkomen dat vergunningen worden verleend en met de aanleg van het tracé wordt begonnen. Verweerder heeft echter verklaard dat er geen feitelijke werkzaamheden zullen worden verricht voordat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan. Ook zijn er geen vergunningen benodigd voor de uitvoering van het Tracébesluit.

Gelet op deze verklaringen heeft de Voorzitter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 7 september 2005 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200505660/2.
Datum uitspraak: 7 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend respectievelijk gevestigd te [plaats],
en
de minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Verweerder heeft op grond van artikel 15, eerste lid, van de Tracéwet op 9 mei 2005 het Tracébesluit "A2/A67 Randweg Eindhoven 2005 km. 10.417-10.609" (hierna: het Tracébesluit) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 30 juni 2005, bij de Raad van State per fax ingekomen op 30 juni 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 30 juni 2005, bij de Raad van State per fax ingekomen op 30 juni 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 augustus 2005, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde] en bijgestaan door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Eindhoven, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.A.J. Gierveld en mr. P.M.B. Logister, ambtenaren van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het Tracébesluit voorziet in de ombouw van de bestaande randweg van Eindhoven van km. 10.417-10.609 van twee naar vier rijbanen en beoogt het door de Afdeling bij uitspraak van 17 maart 2004 nr.
200300807/1vernietigde deel van het Tracébesluit "A2/A67 Randweg Eindhoven" te repareren, voorzover het betreft het tracéonderdeel "locatie […].
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte het Tracébesluit heeft vastgesteld. Bij wege van voorlopige voorziening verzoeken zij het bestreden besluit te schorsen teneinde te voorkomen dat vergunningen worden verleend en met de aanleg van het tracé wordt aangevangen.
2.4.    Bij brief van 11 juli 2005, kenmerk HDJZ/I&O/2005-1598, bevestigd per e-mail op 14 juli 2005 en nogmaals bevestigd ter zitting, is van de zijde van verweerder verklaard dat niet eerder met de werkzaamheden ter uitvoering van het Tracébesluit zal worden aangevangen dan nadat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan. Eveneens is door verweerder ter zitting verklaard dat ten aanzien van deze locatie ook anderszins geen feitelijke werkzaamheden met onomkeerbare gevolgen zullen worden verricht. Ter zitting is voorts gebleken dat voor de uitvoering van dit Tracébesluit geen vergunningen, zoals een kapvergunning op grond van de Algemene Plaatselijke verordening dan wel een bouwvergunning op grond van de Woningwet benodigd zijn. Verder is gebleken dat weliswaar de  vergunningaanvraag op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken ( hierna: Wbr ) in procedure is, doch dat, aangezien de "locatie […]" momenteel geen waterstaatsbestemming heeft, deze locatie momenteel ook nog niet onder die vergunning als zodanig valt en staat vast dat de aangevraagde vergunning ingevolgde de Wbr op deze locatie geen betrekking heeft. Gelet op het voorgaande is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.5.    Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Onselen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2005
178-500.