ECLI:NL:RVS:2005:AU1761

Raad van State

Datum uitspraak
31 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501202/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhaving tegen gebruik binnentuin als buitenspeelplaats voor kinderdagverblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 23 december 2004 een beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Westerpark om handhavend op te treden tegen het gebruik van een gedeelte van de binnentuin van een wooncomplex aan de Van der Hoopstraat in Amsterdam als buitenspeelplaats voor het kinderdagverblijf Ko. Het dagelijks bestuur had op 12 februari 2003 het verzoek van bewoners om handhavend op te treden afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd. Appellante, een bewoner van het complex, stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het dagelijks bestuur de bezwaren tegen de weigering om handhavend op te treden terecht ongegrond had verklaard.

De Raad van State overweegt dat het binnenterrein van het wooncomplex is bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, zoals een kinderdagverblijf, en dat het gebruik van het binnenterrein als buitenspeelplaats niet in strijd is met het bestemmingsplan. De Raad concludeert dat het dagelijks bestuur zich op goede gronden niet bevoegd heeft geacht om handhavend op te treden. Het hoger beroep van appellante wordt ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de beslissing in naam der Koningin is genomen. De uitspraak is openbaar gedaan op 31 augustus 2005.

Uitspraak

200501202/1.
Datum uitspraak: 31 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 03/4269 GEMWT van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2004 in het geding tussen:
appellante
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Westerpark van de gemeente Amsterdam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2003 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Westerpark van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) het verzoek van bewoners van het wooncomplex aan de Van der Hoopstraat te Amsterdam om handhavend op te treden tegen het gebruik van een gedeelte van de binnentuin als buitenspeelplaats ten behoeve van het kinderdagverblijf Ko gevestigd op het perceel Van der Hoopstraat 46A te Amsterdam, afgewezen.
Bij besluit van 5 augustus 2003 heeft het dagelijks bestuur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2004, verzonden op 30 december 2004, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 8 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 maart 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 19 april 2005 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben partijen van repliek en dupliek gediend.
Bij brieven van 10 juni 2005 zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan het college toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. F.J. Jacobs, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door drs. D.J. van Vliet, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur de bezwaren tegen de weigering om handhavend op te treden terecht ongegrond heeft verklaard.
2.2.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Stadsvernieuwingsplan Fannius Scholtenbuurt"(hierna: het bestemmingsplan) heeft het perceel Van der Hoopstraat 46a de bestemming "(W) Woondoeleinden".
Ingevolge artikel 7, vijfde lid, van de planvoorschriften, voorzover hier van belang, mag de eerste bouwlaag onder andere worden gebruikt ten dienste van maatschappelijke voorzieningen.
Ingevolge het bestemmingsplan heeft het binnenterrein dat wordt gebruikt als buitenspeelplaats ten behoeve van het kinderdagverblijf de bestemming "(T) Tuinen en erven".
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden bestemd voor tuinen (T) aangewezen voor tuinen en erven met inbegrip van de daarbij behorende voetpaden en speelvoorzieningen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden de in het plan begrepen gronden te gebruiken op een wijze of een doel strijdig met de bestemming of de daarbij behorende voorschriften.
2.3.    Het binnenterrein wordt omsloten door percelen met de bestemming "Woondoeleinden". Hieruit vloeit voort dat het binnenterrein mag worden gebruikt ten behoeve van de functies die zijn toegelaten op grond van de bestemming "Woondoeleinden". Daar onder kan, gelet op artikel 7, vijfde lid, van de planvoorschriften, worden begrepen het gebruik ten dienste van maatschappelijke voorzieningen, zoals het kinderdagverblijf. Vast staat dat het gebruik als buitenspeelplaats ten dienste staat aan het gebruik van het pand aan de Van der Hoopstraat 46a als kinderdagverblijf. Ook bestaat geen grond voor het oordeel dat het gebruik van het in geding zijnde gedeelte van het binnenterrein als buitenspeelplaats van een kinderdagverblijf in strijd met de bestemming "Tuinen en erven" moet worden geacht. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het dagelijks bestuur zich op goede gronden niet bevoegd heeft geacht terzake handhavend op te treden.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2005
17-476.