Uitspraak
200304122/1, heeft de Afdeling het daartegen onder meer door het college ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard.
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kessel, dat op 26 februari 2002 afwijzend heeft beslist op een verzoek van de regionaal inspecteur VROM-Inspectie Regio Zuid om handhavend op te treden tegen een zonder bouwvergunning opgerichte woning op een bedrijfsterrein. De woning, met garage, is ten behoeve van [belanghebbende] en is gelegen in Kessel. De inspecteur heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Roermond heeft in een eerdere uitspraak op 19 mei 2003 het beroep van de inspecteur gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Het college heeft vervolgens opnieuw een besluit genomen, maar dit werd wederom door de rechtbank vernietigd. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 25 november 2004, waarin het beroep van de inspecteur opnieuw gegrond werd verklaard.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 augustus 2005 behandeld. De centrale vraag was of er ten tijde van de beslissing op bezwaar concreet zicht bestond op legalisatie van de woning. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat dit zicht ontbrak, en het hoger beroep van appellante is ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 24 augustus 2005.