ECLI:NL:RVS:2005:AU1096

Raad van State

Datum uitspraak
10 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200504337/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • I.W.M.J. Bossmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor het oprichten van een dierenpension in Berkel en Rodenrijs

Op 15 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Berkel en Rodenrijs een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een dierenpension voor honden en katten op een perceel in Berkel en Rodenrijs. Dit besluit werd op 7 april 2005 ter inzage gelegd. Verzoeker heeft op 18 mei 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 28 juli 2005 behandeld. Tijdens de zitting waren verzoeker en zijn vertegenwoordigers aanwezig, evenals de vertegenwoordigers van verweerder en vergunninghoudster.

De Voorzitter heeft overwogen dat de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure en de Aanpassingswet uniforme voorbereidingsprocedure op 1 juli 2005 in werking zijn getreden, maar dat het recht zoals dat gold vóór deze inwerkingtreding van toepassing blijft op dit geding. Het oordeel van de Voorzitter is voorlopig en niet bindend voor de bodemprocedure.

Verzoeker beoogde met zijn verzoek dat er geen gebruik zou worden gemaakt van de verleende vergunning totdat de Afdeling op de beroepschriften had beslist. Aangezien vergunninghoudster ter zitting heeft toegezegd dat van de vergunning geen gebruik zal worden gemaakt, was er geen spoedeisend belang meer voor het treffen van de verzochte voorziening. Het verzoek is daarom als ongegrond afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken op 10 augustus 2005.

Uitspraak

200504337/2.
Datum uitspraak: 10 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Berkel en Rodenrijs,
en
het college van burgemeester en wethouders van Berkel en Rodenrijs,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2005, kenmerk 410511, heeft verweerder aan de [vergunninghoudster] een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid en onder a en c, van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een dierenpension voor honden en katten op het perceel [locatie] te Berkel en Rodenrijs. Dit besluit is op 7 april 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 18 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. Bij brief van 18 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 juli 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. van Geilswijk, advocaat te Breda, en ir. J.R. Brouwer, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. in 't Veld, ing. G. Put en ing. V.C. 't Hart, allen werkzaam bij de DCMR Milieudienst Rijnmond, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigden], daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 24 juni 2002, Stb. 54) en de Aanpassingswet uniforme voorbereidingsprocedure Awb (wet van 26 mei 2005, Stb. 282) in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.3.    Met het verzoek beoogt verzoeker dat van de bij het bestreden besluit verleende vergunning geen gebruik zal worden gemaakt, totdat door de Afdeling op de tegen het bestreden besluit ingediende beroepschriften is beslist. Aangezien echter ter zitting door vergunninghoudster is toegezegd dat van deze vergunning tot die tijd geen gebruik zal worden gemaakt, is met het verzoek geen spoedeisend belang meer gemoeid, dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
2.4.    Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Bossmann
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2005
314.