ECLI:NL:RVS:2005:AU0761

Raad van State

Datum uitspraak
10 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409633/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor exploitatie supporterscafé en geluidsoverlast in Eindhoven

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de vereniging 'Vereniging Ventose' tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de vergunningverlening door de burgemeester van Eindhoven aan Stichting Beheer Stadionbar De Aftrap voor de exploitatie van een supporterscafé op het perceel Mathildelaan 3 te Eindhoven. De vergunning is verleend voor de periode van 14 mei 2004 tot 1 juni 2006, maar de vereniging Ventose betoogt dat de aanwezigheid van het café leidt tot geluidsoverlast en andere overlast voor de bewoners van de Ventoseflat.

De burgemeester heeft in zijn besluit van 22 september 2004 het bezwaar van de vereniging ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 28 september 2004, bevestigd op 19 oktober 2004, het beroep van de vereniging tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. De vereniging heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij stelt dat de burgemeester niet in redelijkheid tot vergunningverlening heeft kunnen komen, gezien de overlast die de bewoners ervaren.

De Raad van State overweegt dat de burgemeester bij de vergunningverlening rekening moet houden met de openbare orde en de woon- en leefsituatie in de omgeving. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester zorgvuldig de relevante feiten en belangen heeft afgewogen. De burgemeester heeft gemotiveerd dat de locatie van het supporterscafé, nabij het PSV-stadion, de meest geschikte is voor de opvang van de supportersgroep. Bovendien zijn er voorschriften aan de vergunning verbonden om overlast te beperken.

De Raad van State concludeert dat de argumenten van de vereniging niet voldoende zijn om te stellen dat de burgemeester niet in redelijkheid tot vergunningverlening heeft kunnen komen. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200409633/1
Datum uitspraak: 10 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging "Vereniging Ventose", gevestigd te Eindhoven,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 19 oktober 2004 in het geding tussen:
appellante
en
de burgemeester van Eindhoven.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 april 2004, verzonden op 17 mei 2004, heeft de burgemeester van Eindhoven (hierna: de burgemeester) aan Stichting Beheer Stadionbar De Aftrap (hierna: De Aftrap) een vergunning verleend als bedoeld in artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven (hierna: de APV) voor de periode van 14 mei 2004 tot 1 juni 2006 ten behoeve van de exploitatie van een supporterscafé gevestigd op het perceel Mathildelaan 3 te Eindhoven.
Bij besluit van 22 september 2004 heeft de burgemeester het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 28 september 2004, verzonden op 19 oktober 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 29 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 december 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 21 februari 2005 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
Daartoe op de voet van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld heeft De Aftrap bij brief van 21 februari 2005 een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door ir. T. Tummers, gemachtigde, de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. F.A.M.C. Hermans, ambtenaar bij de gemeente, en P. van der Aa, werkzaam bij regiopolitie Brabant Zuid-Oost, en De Aftrap, vertegenwoordigd door mr. K.A.M. van Kampen, advocaat te Eindhoven, en F. Wijnveld, veiligheidscoördinator bij voetbalclub PSV, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 2.3.1.2, eerste lid, van de APV is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Het derde lid van dat artikel bepaalt dat de burgemeester de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk kan weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
2.2.    Appellante betoogt dat haar leden, bewoners van de Ventoseflat, waarin ook het supporterscafé De Aftrap is gevestigd, geluidsoverlast ondervinden van uit De Aftrap afkomstige muziek en overlast (in algemene zin) van bezoekers van het horecabedrijf en het daarbij behorende terras, welke bezoekers voornamelijk bestaan uit de harde kern van de supportersgroep van voetbalclub PSV. Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter, aldus appellante, miskend dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van De Aftrap in een ruimte op de begane grond van de Ventoseflat en dat aan De Aftrap geen exploitatievergunning mocht worden verleend.
2.3.    Vooropgesteld wordt dat ingevolge het Besluit horeca, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer specifieke maatregelen dienen te worden getroffen om eventuele geluidsoverlast afkomstig van de inrichting te beperken tot een aanvaardbaar niveau. Geluidsoverlast van uit de inrichting afkomstige muziek kan geen rol spelen bij de vraag of al dan niet tot verlening van een exploitatievergunning kon worden overgegaan. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan appellante om handhaving van genoemd Besluit verzoeken.
2.4.    Bij het nemen van een besluit op de aanvraag van De Aftrap diende de burgemeester het belang van de openbare orde en in verband daarmee dat van de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf te betrekken. De voorzieningenrechter heeft met juistheid geoordeeld dat hetgeen appellante heeft aangevoerd niet de conclusie rechtvaardigt dat de burgemeester niet in redelijkheid tot vergunningverlening heeft kunnen komen. Daarbij neemt de Afdeling het volgende in aanmerking. De burgemeester heeft destijds, zoals naar voren komt in de beslissing op bezwaar, op zorgvuldige wijze de relevante feiten en belangen geïnventariseerd. In die beslissing is gemotiveerd te kennen gegeven - samengevat - dat van alle mogelijke locaties de onderhavige locatie het meest geschikt is voor de opvang van de betreffende supportersgroep. Dit mede gelet op het belang van een locatie in de nabijheid van het PSV-stadion, waardoor op de supportersgroep adequaat c.q. adequater toezicht kan worden uitgeoefend. Verder zijn aan de vergunning de nodige voorschriften verbonden om een nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving te voorkomen, zoals beperkingen in de openingstijden. Voorts heeft gedurende de gehele besluitvorming voorop gestaan dat het een tijdelijke locatie betreft, te weten tot uiterlijk 1 juni 2006, en dat mogelijke overlast tot een minimum zal worden beperkt door hantering van het voor de onderhavige situatie speciaal vastgestelde Veiligheidsarrangement. Blijkens het verhandelde ter zitting heeft de burgemeester thans een andere locatie op het oog en wordt de haalbaarheid van die locatie nader onderzocht.
De omstandigheid dat PSV afgelopen seizoen landskampioen is geworden in de Holland Casino Eredivisie, hetgeen, naar appellante stelt, een aanzuigende werking heeft gehad op het bezoekersaantal van De Aftrap en meer overlast in de hand heeft gewerkt, is een omstandigheid die ten tijde van de vergunningverlening niet in die mate voorzienbaar was voor de burgemeester dat hij daarmee toentertijd rekening had behoren te houden. Het betoog van appellante dienaangaande faalt derhalve.
2.5.    Op het betoog van appellante dat de naleving van het Veiligheidsarrangement onvoldoende wordt gehandhaafd kan in het kader van dit geding, waarin beoordeeld moet worden of de voorzieningenrechter al dan niet terecht heeft geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid tot vergunningverlening kon overgaan, niet worden ingegaan. Dit laat onverlet dat appellante, indien geconstateerd wordt dat het Veiligheidsarrangement of de voorwaarden van het daarin genoemde Horecastappenplan niet worden nageleefd, bij de burgemeester een verzoek kan indienen om handhaving van de openbare orde, in welk kader genoemd arrangement respectievelijk plan van betekenis zijn.
2.6.    Hetgeen appellante tenslotte heeft aangevoerd met betrekking tot de tussen de gemeente Eindhoven en PSV gesloten bruikleenovereenkomst inzake de ruimte waarin De Aftrap wordt geëxploiteerd, raakt niet de bevoegdheid van de bestuursrechter, zodat hierop evenmin kan worden ingegaan.
2.7.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Egmond, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink    w.g. Egmond
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2005
391.