ECLI:NL:RVS:2005:AU0740

Raad van State

Datum uitspraak
4 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200505849/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • I.A. Molenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving fietspad door college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel

Op 3 januari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel een besluit genomen waarbij verzoeker werd gelast om een gedeelte van een fietspad binnen vier weken in de oorspronkelijke staat terug te brengen. Dit hield in dat een geplaatste container verwijderd moest worden en de afscheiding aan de zuidzijde van het fietspad gehandhaafd diende te worden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden heeft op 9 juni 2005 het beroep van verzoeker tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft vervolgens bij de Raad van State hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 20 juli 2005 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat. De Voorzitter heeft vastgesteld dat verzoeker aanvankelijk de doorgang op het fietspad had belemmerd door containers en een afscheiding te plaatsen. Verzoeker had wel een omlegging van het fietspad aangelegd, maar deze voldeed niet aan de eisen van de oorspronkelijke structuur.

De Voorzitter concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de uitspraak van de voorzieningenrechter niet in stand zal blijven. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat het college bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen, omdat de openbare weg door de plaatsing van de afscheiding werd versperd. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200505849/2.
Datum uitspraak: 4 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. 05/594 en 05/955 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 9 juni 2005 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 januari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: het college) verzoeker op straffe van een dwangsom gelast een nader omschreven gedeelte van een fietspad binnen vier weken na verzending van de brief weer in de oorspronkelijke staat terug te brengen in die zin dat de geplaatste container dient te worden verwijderd en de afscheiding aan de zuidzijde van het fietspad dient te worden gehouden.
Bij besluit van 22 februari 2005 heeft het college het besluit van 3 januari 2005 in die zin gewijzigd dat het heeft meegedeeld dat het ter oplossing van de problematiek er ook in kan berusten als een eventuele omlegging van het fietspad door verzoeker wordt geasfalteerd en voorzien van een rode slijtlaag. Tevens is de gestelde begunstigingstermijn verlengd tot 1 mei 2005.
Bij besluit van 17 maart 2005 heeft het college het tegen deze besluiten door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juni 2005, verzonden op die dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 5 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2005, hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 juli 2005, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. ing. M. van Beelen, advocaat te Leeuwarden, en het college, vertegenwoordigd door J.W. van der Meer, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Vast staat dat over het bedrijfsterrein van verzoeker een openbaar fietspad loopt waarvan hij de doorgang aanvankelijk heeft belemmerd door op een gedeelte van dat pad containers en een afscheiding te plaatsen. Als omlegging heeft verzoeker parallel aan het oorspronkelijke tracé een stuk verharding aangelegd. Naar ook uit het ter zitting overgelegde fotomateriaal blijkt heeft deze omlegging, in tegenstelling tot de structuur van het oorspronkelijke gedeelte en van de gedeelten die aan weerszijden aansluiten op het (aanvankelijk) belemmerde gedeelte, geen asfaltfundering en evenmin een rode slijtlaag. Inmiddels heeft verzoeker - overeenkomstig de opgelegde last - de container(s) verwijderd en de afscheiding aan de zuidzijde van het oorspronkelijke tracé geplaatst. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de afscheiding kan worden teruggeplaatst, althans dat hangende hoger beroep niet aan de last hoeft te worden voldaan.
2.2.    In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd is geen grond te vinden om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden is naar voorlopig oordeel van de Voorzitter de voorzieningenrechter niet ten onrechte tot de conclusie gekomen dat door de plaatsing van de afscheiding, hetgeen zoals hiervoor vermeld inmiddels door verzoeker ongedaan is gemaakt, de openbare weg wordt versperd, zodat het college bevoegd was tot het opleggen van een last onder dwangsom.
2.3.    Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening. Het verzoek moet worden afgewezen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Molenaar
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2005
369.