ECLI:NL:RVS:2005:AU0737
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- C.H.M. van Altena
- G.J. van Muijen
- M.J.M. Mathot
- Rechtspraak.nl
Intrekking van besluit tot cumuleren van vliegbewegingen op helihaven te Schaijk
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 17 december 2004 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De zaak betreft een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat op 4 december 2002 werd genomen, waarin instemming werd verleend voor het cumuleren van het aantal vliegbewegingen op de helihaven aan de Zeelandsedreef te Schaijk. Dit besluit wijzigde een eerder besluit van 20 juli 1995. De Minister had in zijn besluit voorwaarden verbonden aan het aantal vliegbewegingen, dat was vastgesteld op 1460 per jaar, wat neerkomt op 4 vliegbewegingen per dag.
De Minister heeft op 10 september 2003 de bezwaren van de appellant gedeeltelijk gegrond verklaard en de eerdere besluiten van 4 december 2002 en 20 juli 1995 ingetrokken. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, maar de Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het besluit waartegen het hoger beroep zich richtte, inmiddels was ingetrokken door de Minister. De Afdeling heeft vastgesteld dat de appellant, ongeacht de gronden van de intrekking, geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
De Afdeling heeft voorts opgemerkt dat de vraag of de vergunninghoudster in strijd handelt met de Luchtvaartwet, niet aan de orde is in deze procedure. De appellant kan desgewenst een verzoek om handhaving indienen bij de Minister. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is openbaar uitgesproken op 10 augustus 2005, waarbij het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard.