ECLI:NL:RVS:2005:AU0417

Raad van State

Datum uitspraak
3 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408458/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor woning op perceel in Steenwijkerland

In deze zaak heeft de Raad van State op 3 augustus 2005 uitspraak gedaan over de weigering van de gemeenteraad van Steenwijkerland om vrijstelling te verlenen voor het bouwen van een woning op een specifiek perceel. De gemeenteraad had op 25 juni 2002 besloten om geen vrijstelling te verlenen, omdat er al een woning op het perceel was gebouwd ter vervanging van bestaande bebouwing. Het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland had op 19 juli 2002 ook een bouwvergunning geweigerd voor het bouwen van een woning op hetzelfde perceel. De zaak kwam uiteindelijk voor de Raad van State na een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle op 8 september 2004, die de besluiten van het college en de gemeenteraad had vernietigd en had geoordeeld dat er van rechtswege een bouwvergunning was verleend.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de bepalingen van het bestemmingsplan niet als toetsingscriteria konden dienen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelde vast dat het bouwplan niet voldeed aan de eisen van het bestemmingsplan, aangezien het perceel niet onder de in het bestemmingsplan aangegeven plaatsen viel voor nieuwbouw. De Afdeling oordeelde dat het college terecht had geweigerd om de bouwvergunning te verlenen, omdat het bouwplan niet in overeenstemming was met het geldende bestemmingsplan.

De Raad van State verklaarde de hoger beroepen gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de wederpartij ongegrond. Tevens werd bepaald dat de Secretaris van de Raad van State het griffierecht aan de appellanten diende te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van de naleving van bestemmingsplannen en de voorwaarden voor het verlenen van bouwvergunningen.

Uitspraak

200408458/1.
Datum uitspraak: 3 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.    het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
2.    [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Steenwijkerland,
3.    [appellant sub 3], wonend te [woonplaats], gemeente Steenwijkerland,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 03/1412 en 03/1540 van de rechtbank Zwolle van 8 september 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
1.    appellant sub 1,
2.    de gemeenteraad van Steenwijkerland.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2002 heeft de gemeenteraad van Steenwijk, thans Steenwijkerland, (hierna: de gemeenteraad) geweigerd vrijstelling te verlenen voor het bouwen van een woning op het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie en nummer […], plaatselijk bekend [locatie], [plaats] (hierna: het perceel)
Bij besluit van 19 juli 2002, verzonden op 29 juli 2002, heeft appellant sub 1, het college van burgemeester en wethouders van Steenwijk, thans Steenwijkerland (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van een woning op het perceel.
Bij besluit van 1 juli 2003, bekendgemaakt bij brief van 2 oktober 2003, heeft het college, onder aanpassing van de motivering daarvan, het door [wederpartij] tegen het besluit van 19 juli 2002 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 2 september 2003 heeft de gemeenteraad het door [wederpartij] tegen het besluit van 25 juni 2002 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 september 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) de tegen de besluiten van 2 oktober 2003 (lees: 1 juli 2003) en 2 september 2003 door [wederpartij] ingestelde beroepen gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd, de tegen de primaire besluiten ingestelde bezwaren gegrond verklaard, deze besluiten herroepen, geconstateerd dat per 18 februari 2002 van rechtswege bouwvergunning is verleend voor het op 16 november 2001 door [wederpartij] ingediende bouwplan en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief van 15 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, appellanten sub 2 bij brief van 15 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2004, en appellant sub 3 bij brief van 14 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2004, hoger beroep ingesteld. Appellant sub 3 heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 9 november 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 mei 2005, waar het college, vertegenwoordigd door C.D. Charité en mr. T. Tuenter, ambtenaren der gemeente, appellanten sub 2 in persoon, en appellant sub 3 in persoon zijn verschenen. Voorts is verschenen [wederpartij], bijgestaan door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Apeldoorn.
2.    Overwegingen
2.1.    Het college heeft de bouwvergunning geweigerd, omdat op het perceel reeds een woning is gebouwd ter vervanging van de bestaande bebouwing en het bouwplan niet voldoet aan de functionele en ruimtelijke eisen als bedoeld in het gestelde in respectievelijk figuren 3 en 6 van de in artikel 4 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan opgenomen Beschrijving in Hoofdlijnen (hierna: BIH).
2.2.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oldemarkt" rust op het perceel de bestemming "centrumdoeleinden".
Ingevolge artikel 4, onder A, aanhef en onder 1, van de planvoorschriften, zijn de op de kaart voor centrumdoeleinden aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van woningen (sub a).
Ingevolge artikel 4, onder B, zullen de in deze bestemming aan de gronden toegekende doeleinden met het plan worden nagestreefd op de wijze, zoals in hoofdlijnen beschreven.
In artikel 4, onder B, lid 1, "Typering", van de BIH, is bepaald dat de korrelgrootte wordt bepaald door de lengte-breedte verhouding van de hoofdgebouwen. Deze is eveneens geïllustreerd in figuur 3.
In artikel 4, onder B, lid 2.2, "Toetsingscriteria", wordt onder het tweede streepje van het kopje "Ruimtelijk" bepaald dat nieuwbouw anders dan ter vervanging of uitbreiding van bestaande bebouwing, uitsluitend mag plaatsvinden op de in figuur 6 aangegeven plaatsen. Op de locatie aangeduid met een pijl, zal nieuwbouw pas worden toegelaten, indien is komen vast te staan dat op deze plek geen ontsluiting wenselijk is.
2.3.    Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college voormelde bepalingen van de BIH buiten toepassing had dienen te laten, aangezien deze te onduidelijk zijn om als toetsingscriteria te hanteren.
2.3.1.    Dit betoog slaagt. Nu niet in geschil is dat sprake is van nieuwbouw, het perceel niet valt onder de in figuur 6 aangegeven plaatsen en ook niet is aangeduid met een pijl, kan het bouwplan alleen voor verwezenlijking in aanmerking komen indien het strekt ter 'vervanging of uitbreiding van bestaande bebouwing'. Wat als bestaande bebouwing dient te worden aangemerkt, blijkt uit de plankaart. De Afdeling is dan ook, anders dan de rechtbank, van oordeel dat artikel 4, onder B, lid 2.2, "Toetsingscriteria", onder het tweede streepje van het kopje "Ruimtelijk", voldoende duidelijk is om als toetsingskader te kunnen dienen.
2.4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen overweegt de Afdeling het volgende.
2.5.    De oorspronkelijk op het perceel aanwezige school, die op de plankaart staat aangegeven, is gesloopt en vervangen door een woning. Het voorliggende bouwplan voor een tweede woning op het perceel kan dan ook niet strekken ten behoeve van vervanging of uitbreiding van bestaande bebouwing. Gelet hierop heeft het college zich in het besluit van 1 juli 2003 terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan. Aldus kan geen sprake zijn van een van rechtswege verleende bouwvergunning.
2.6.    De gemeenteraad heeft bij besluit van 2 september 2003 de weigering een vrijstelling voor het bouwplan te verlenen, gehandhaafd. Er is geen grond voor het oordeel dat de gemeenteraad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan vanuit planologisch oogpunt niet gewenst is. Het betoog van [wederpartij], dat aan hen toezeggingen zijn gedaan omtrent de bouw van een tweede woning leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat deze toezeggingen onvoldoende concreet zijn.
2.7.    Het inleidende beroep is ongegrond.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart de hoger beroepen gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 8 september 2004, AWB 03/1412 en 03/1540;
III.    verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV.    gelast dat de Secretaris van de Raad van State aan appellanten sub 2 en appellant sub 3 het door hen ieder voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 205,00 (zegge: tweehonderdenvijf euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Schortinghuis
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2005
66-444.