200409224/1.
Datum uitspraak: 3 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 04/4220 en AWB 04/1299 WOB van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 8 oktober 2004 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Bij besluit van 20 oktober 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) het verzoek van appellant om het advies van de gemeenteadvocaat met betrekking tot de beleidsvorming in het kader van het invoeren van erfpacht op water openbaar te maken, afgewezen.
Bij besluit van 11 februari 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 oktober 2004, verzonden op die dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 13 november 2004, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op die dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 december 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 4 april 2005 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 11 maart 2005 heeft appellant aan de Afdeling toestemming verleend om mede op basis van de geheime stukken uitspraak te doen.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2005, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Kerckhaert, advocaat te Amsterdam, en mr. M. Ponne, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c, van de Wob wordt onder intern beraad verstaan: het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder f, van de Wob wordt onder persoonlijke beleidsopvatting verstaan: een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van één of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten.
2.2. Na met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene bestuursrecht kennis te hebben genomen van het niet openbaar gemaakte advies van de gemeenteadvocaat, is de Afdeling met de voorzieningenrechter van oordeel dat het een document betreft dat is opgesteld ten behoeve van intern beraad. Aannemelijk is dat het advies, gelet ook op de mededeling van het college ter zitting in hoger beroep dat het krachtens mandaat namens het college is gevraagd en ook door de gemeente is betaald, is ingewonnen met het oog op het interne besluitvormingsproces binnen de gemeente over de mogelijke invoering van een erfpachtstelsel te water in Amsterdam. De voorzieningenrechter heeft voorts op juiste gronden geoordeeld dat het document het karakter van intern beraad niet heeft verloren doordat twee ambtenaren van de gemeente Amsterdam - die deel hebben genomen aan de "Projectgroep Wonen op Water" waarin de gemeente Amsterdam en haar inwoners, waaronder appellant, waren vertegenwoordigd - van het document hebben kennisgenomen. Deze ambtenaren waren vanuit hun functie belast met de desbetreffende problematiek en hebben uit dien hoofde het advies onder ogen gekregen. Dat ook de projectleider van voornoemde projectgroep, die naar appellant ter zitting in hoger beroep heeft gesteld door de gemeente was ingehuurd, van het advies heeft kunnen kennisnemen, betekent evenmin dat het advies het karakter van intern beraad heeft verloren, aangezien hij eveneens uit hoofde van zijn functie bij de gemeente van het advies heeft kunnen kennisnemen. De stelling van appellant dat ook nog anderen van het advies hebben kennisgenomen - hetgeen door het college is weersproken - is op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk geworden, zodat deze reeds daarom geen doel treft.
2.3. De voorzieningenrechter heeft voorts met juistheid overwogen dat in het advies persoonlijke beleidsopvattingen zijn opgenomen en dat geen onderscheid kan worden gemaakt tussen de juridische opvattingen over de mogelijke invoering van een erfpachtstelsel en de in het kader van artikel 11, eerste lid, van de Wob te beschermen persoonlijke beleidsopvattingen van de auteur van het advies.
2.4. Gelet op het voorgaande onderschrijft de Afdeling het oordeel van de voorzieningenrechter dat het college het advies waarvan openbaarmaking is gevraagd, met een beroep op artikel 11, eerste lid, van de Wob heeft mogen weigeren. Voor de door appellant voorgestane afweging tussen het belang dat met geheimhouding van de in het advies vervatte persoonlijke beleidsopvattingen is gediend en het belang van openbaarheid, biedt deze bepaling geen ruimte.
2.5. Ten slotte is de Afdeling met de voorzieningenrechter van oordeel dat appellant niet kan worden gevolgd in zijn betoog dat het advies had kunnen worden verstrekt in niet tot de persoon herleidbare vorm, zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Wob. Nu bekend is welk advocatenkantoor het advies heeft verstrekt, valt niet in te zien hoe in dit geval de in de adviezen opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen in een niet tot personen herleidbare vorm kunnen worden verstrekt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2005