Op 15 juli 2005 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een besluit van 7 april 2005, waarbij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de verzoekster een vergunning heeft verleend voor het uitzaaien en weer opvissen van mosselen afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk en Ierland in het staats- en/of beschermd natuurmonument "Oosterschelde-buitendijks". Deze vergunning is geldig tot en met 31 december 2005. De Stichting De Faunabescherming heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening is dat er geen passende beoordeling is gemaakt zoals vereist door de Habitatrichtlijn.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juli 2005, waar de verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. M. van der Bent en de verweerder door mr. A.E. de Groot. De Stichting De Faunabescherming was ook aanwezig, vertegenwoordigd door H. Baptist. De Voorzitter heeft overwogen dat de opschortende werking van het besluit tot verlenen van de vergunning is opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
De Voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van eerdere uitspraken over soortgelijke vergunningen en heeft het verzoek om voorlopige voorziening ingewilligd. Dit betekent dat de opschortende werking van het ingediende bezwaar tegen het besluit van 7 april 2005 wordt opgeheven, waardoor de vergunning kan ingaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 juli 2005.