ECLI:NL:RVS:2005:AT9683

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502686/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Boreelkazerneterrein Deventer

Op 15 juli 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Boreelkazerneterrein" in Deventer. De gemeenteraad van Deventer had op 29 juni 2004 dit bestemmingsplan vastgesteld, waarna het college van gedeputeerde staten van Overijssel op 1 februari 2005 goedkeuring verleende aan het plan. Verzoekster, Plus Retail B.V., heeft op 30 maart 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De gronden van het beroep zijn later aangevuld op 25 mei 2005.

De Voorzitter heeft het verzoek op 27 juni 2005 ter zitting behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. J. Hiemstra en T. Draisma, en verweerder door T. Drint. Ook vertegenwoordigers van de gemeenteraad en andere betrokken partijen waren aanwezig. De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan maakt de bouw van een megasupermarkt mogelijk, maar verzoekster betwist de goedkeuring van het plan, met name het aspect van grootschalige detailhandel tot 3.500 m².

De Voorzitter concludeert dat er onvoldoende spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de behandeling van het beroep tegen de bouwvergunning nog enige tijd in beslag zal nemen. Daarom wordt het verzoek afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 juli 2005.

Uitspraak

200502686/2.
Datum uitspraak: 15 juli 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Plus Retail B.V.", gevestigd te De Bilt,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Deventer het bestemmingsplan "Boreelkazerneterrein" vastgesteld.
Bij besluit van 1 februari 2005, kenmerk RWB/2004/2366, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 30 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 25 mei 2005.
Bij eerstgenoemde brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 juni 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J. Hiemstra, advocaat te Delft, en T. Draisma, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn namens de gemeenteraad A.G.J. Polman, E. van Urk-Lagendijk en C.P.M. Verhulst, allen ambtenaar van de gemeente, en namens de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid "Development Coördination B.V." en "Ontwikkelingscombinatie Boreelkazerneterrein Beheer B.V." mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Enschede, en drs. J.H.M. Seerden, gemachtigde, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan ziet op de herontwikkeling van het Boreelkazerneterrein in de historische binnenstad. Daarbij is onder meer de bouw van een megasupermarkt voorzien.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd behoudens de in artikel 7 van de planvoorschriften neergelegde functie grootschalige detailhandel voor zover het betreft grootschalige detailhandel in dagelijkse artikelen (in de vorm van supermarkten) met een grotere totale oppervlakte dan 3.500 m² bruto vloeroppervlak.
2.3.    Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan artikel 7 van de planvoorschriften voor zover dit grootschalige detailhandel in dagelijkse artikelen tot een bruto vloeroppervlak van 3.500 m² mogelijk maakt en verzoekt het besluit in zoverre te schorsen. Zij voert hiertoe aan dat de wijze waarop verweerder heeft beslist, in strijd is met artikel 28 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Voorts is verweerder volgens haar ten onrechte niet ingegaan op een aantal door haar ingebrachte argumenten. De mogelijk gemaakte ontwikkeling zal verder leiden tot een ontwrichting van de detailhandelsstructuur, aldus verzoekster.
2.4.    Het bestemmingsplan gelezen in samenhang met het bestreden besluit maakt de vestiging van een megasupermarkt tot 3.500 m² bruto vloeroppervlak in het plangebied mogelijk. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat voor het plangebied thans geen bestemmingsplan van kracht is en dat als toetsingskader voor bouwaanvragen de stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening gelden. De Voorzitter acht op basis van de beschikbare informatie en gelet op het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat deze bepalingen in beginsel niet in de weg staan aan de bouwvergunningverlening voor een megasupermarkt. Het college van burgemeester en wethouders heeft hiertoe op 22 december 2004 een bouwvergunning eerste fase verleend. Het door verzoekster tegen deze vergunning ingediende bezwaarschrift is op 25 april 2005 niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. De Voorzitter verwacht dat de behandeling van dit beroep nog geruime tijd zal vergen.
Onder deze omstandigheden ontbreekt het voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoedeisende belang en dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Bechinka
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2005
371.