ECLI:NL:RVS:2005:AT9669

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409373/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • F.P. Zwart
  • D. Roemers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling voor wijziging agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning en aanleg kikkerpoel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 15 oktober 2004 een eerder beroep ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne had op 8 mei 2003 vrijstelling verleend voor de wijziging van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, de aanleg van een kikkerpoel en het oprichten van een bijgebouw. Appellant, die zich tegen deze besluiten had verzet, stelde dat de ruimtelijke onderbouwing van het college niet deugdelijk was, omdat de nieuwe woning zich binnen de stankcirkel van zijn intensieve veehouderij bevond. De Raad van State oordeelde echter dat de woning van vergunninghouder op een afstand van circa 113 meter van het emissiepunt van de veehouderij was gelegen, en dus buiten de stankcirkel viel. De Raad bevestigde dat de functiewijziging van de voormalige agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning geen beperking voor de bedrijfsvoering van appellant met zich meebracht. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de vrijstelling van het bestemmingsplan kon worden verleend, en het hoger beroep van appellant werd ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200409373/1.
Datum uitspraak: 20 juli 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 oktober 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne (hierna: het college) aan [vergunninghouder] met toepassing van artikel 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling verleend voor de wijziging van het gebruik van de agrarische bedrijfswoning in burgerwoning, de aanleg van een kikkerpoel met aarden wal en het oprichten van een bijgebouw op het perceel, kadastraal bekend gemeente Westvoorne, sectie […], nummers […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats]. Voor het bijgebouw heeft het college bij afzonderlijk besluit van 8 mei 2003 bouwvergunning verleend.
Bij besluit van 21 oktober 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 oktober 2004, verzonden op 18 oktober 2004, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 15 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 22 december 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2005, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. N.J.H.M. Slaats en A.J. Wassink, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Vergunninghouder is met bericht niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge het bestemmingsplan "Landelijk gebied Rockanje" geldt ter plaatse de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde, kassen toegestaan (ALk5)". Niet in geschil is dat de wijziging van het gebruik van agrarische bedrijfswoning in burgerwoning, de aanleg van een kikkerpoel met aarden wal en het oprichten van het bijgebouw in strijd zijn met het bestemmingsplan.
2.2.    Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsmogelijkheid delegeren aan het college.
2.3.    Op 29 april 2003 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland ten behoeve van de plannen van vergunninghouder de vereiste verklaring van geen bezwaar afgegeven, onder de voorwaarde dat het bijgebouw pas mag worden gebouwd nadat de overige bebouwing met een totale oppervlakte van 255 m2 is gesloopt.
2.4.    Appellant baseert zijn hoger beroep op de stelling dat de rechtbank heeft miskend dat de door het college gegeven ruimtelijke onderbouwing niet deugdelijk is. Daartoe stelt hij dat de burgerwoning is gelegen op ongeveer 70 meter afstand van de grens van het bouwperceel en derhalve binnen de stankcirkel van zijn intensieve veehouderij, hetgeen gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering en de mogelijkheid tot uitbreiding van zijn bedrijf.
Dit betoog faalt. Gelet op het feit dat de bestaande burgerwoningen [locaties], naar niet is bestreden, zijn gelegen op kortere afstand van de intensieve veehouderij van appellant dan de – inmiddels gerealiseerde - woning van vergunninghouder en het bedrijf reeds hierom niet meer kan worden uitgebreid, heeft het college op basis van het advies van DCMR Milieudienst Rijnmond van 29 juli 2002 niet ten onrechte bij het bepalen van de stankcirkel gemeten vanaf het emissiepunt ter plaatse van de gevel van de bedrijfsbebouwing en niet vanaf de grens van het bouwperceel.
Niet in geschil is dat de woning van vergunninghouder is gelegen op een afstand van circa 113 meter van genoemd emissiepunt en derhalve buiten de stankcirkel van het bedrijf van appellant.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het college zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat de - formele - functiewijziging van de voormalige agrarische bedrijfswoning in die van burgerwoning niet leidt tot een beperking in de uitoefening van zijn bedrijf. Evenmin leidt deze functiewijziging tot het vereiste aantal burgerwoningen binnen de stankcirkel om een wijziging van de omgevingscategorie van zijn bedrijf van III naar II tot gevolg te hebben.
De rechtbank heeft, gelet op het vooroverwogene, terecht op het beroep beslist als is geschied.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Van Roosmalen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2005
53-422.