ECLI:NL:RVS:2005:AT9640

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501977/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om nadere eisen op basis van milieubeheer voor horeca-inrichting

In deze zaak heeft de Raad van State op 20 juli 2005 uitspraak gedaan over een geschil tussen een appellant en het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken. De appellant had op 16 november 2004 een verzoek ingediend om nadere eisen te stellen op basis van artikel 5 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer met betrekking tot een inrichting op een specifiek perceel. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen.

Na de afwijzing heeft de appellant bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 21 februari 2005 niet-ontvankelijk verklaard. De appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij op 4 maart 2005 een brief indiende. De zaak werd behandeld op 10 juni 2005, waar zowel de appellant als de vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig waren.

De Raad van State overwoog dat het bezwaarschrift van de appellant niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 3 januari 2005 door de gemeente was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 31 december 2004 eindigde. De enkele omstandigheid dat het gemeentehuis gesloten was tussen Kerst en Oud en Nieuw was onvoldoende om te concluderen dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend. De Raad van State oordeelde dat de afwijzing van het bezwaar door verweerder terecht was en verklaarde het beroep ongegrond.

Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij de beslissing werd vastgesteld door de leden van de enkelvoudige kamer.

Uitspraak

200501977/1.
Datum uitspraak: 20 juli 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 november 2004 heeft verweerder het verzoek van appellant om krachtens artikel 5 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer nadere eisen te stellen met betrekking tot de inrichting op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.
Bij besluit van 21 februari 2005, verzonden op 2 maart 2005, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 4 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 12 april 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2005, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.J. Pieters-Janssen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de drijver van de inrichting, vertegenwoordigd door J.W.M. Quaedackers, gemachtigde, en mr. S.N. Meijering, advocaat te Woerden, als partij daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:8, eerste lid, van die wet, moet een bezwaarschrift worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Een bezwaar- of beroepschrift is ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 24 december 1998 in zaak no. E03.96.1189 (AB 1999, 308) moet er in geval van afgifte van een bezwaarschrift bij het orgaan dat daarop moet beslissen, in beginsel van worden uitgegaan dat dit geschrift bij het orgaan is ingekomen op de datum die is vermeld op het stempel dat er bij binnenkomst op is geplaatst. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering indien de aanbieder aannemelijk maakt dat het geschrift eerder is binnengekomen.
2.2.    Het primaire besluit is door toezending op 19 november 2004 aan appellant bekend gemaakt, zodat tot en met 31 december 2004 een bezwaarschrift tegen dat besluit kon worden ingediend. Het op 28 december 2004 gedateerde bezwaarschrift, dat niet per post is verzonden maar door appellant in de brievenbus van het gemeentehuis is gedeponeerd, is blijkens het daarop aangebrachte stempel op 3 januari 2005 bij de gemeente ontvangen en mitsdien niet tijdig ingediend. De enkele uit de stukken blijkende omstandigheid dat het gemeentehuis tussen Kerst en Oud en Nieuw gesloten was, is op zichzelf onvoldoende grond voor het oordeel dat het bezwaarschrift vóór het einde van de termijn is ingediend. Ook anderszins heeft appellant dit niet aannemelijk gemaakt. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat appellant het bezwaarschrift (aangetekend) per post had kunnen versturen, waarbij de datumstempel van TPG als bewijs had kunnen dienen dat het stuk tijdig ter post was bezorgd.
Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.3.    Het beroep is ongegrond.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma    w.g. Van Hardeveld
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2005
312-443.