ECLI:NL:RVS:2005:AT9289

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404958/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bouwvergunning en verzoekster's belang

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 juli 2005 uitspraak gedaan op het verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 26 juni 2002. De verzoekster, de stichting 'Stichting Parkland', had het verzoek ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak waarin de rechtbank Maastricht op 18 april 2001 een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen had bevestigd. Dit besluit betrof een bouwvergunning die was verleend aan Texaco Nederland B.V. voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen aan de N 281 (Keulseweg). De verzoekster had in eerdere procedures bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college had deze vergunning op 29 oktober 2004 ingetrokken, waardoor het besluit onherroepelijk was geworden.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de verzoekster geen belang meer had bij de herziening, aangezien het door haar beoogde resultaat al was bereikt: er zou geen bouw plaatsvinden door Texaco op basis van de eerder verleende vergunning. De vrees van de verzoekster dat Texaco zich alsnog zou beroepen op een verschoonbare termijnoverschrijding werd ongegrond verklaard, omdat Texaco geen bezwaar had gemaakt tegen het intrekkingsbesluit en bovendien had verklaard af te zien van nieuwbouw ter plaatse. Hierdoor werd het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van het bestaan van een procesbelang bij het indienen van een verzoek tot herziening. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in deze zaak geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin.

Uitspraak

200404958/1.
Datum uitspraak: 13 juli 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
de stichting "Stichting Parkland", gevestigd te Heerlen,
verzoekster,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2002, in zaak no. 200101928/1.
1.    Procesverloop
Bij uitspraak van 26 juni 2002, in zaak no. 200101928/1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 april 2001, registratienummer AWB 00/645 WRO19I, bevestigd en het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) van 3 juli 2001, kenmerk 0121/010422/010430/A/MT, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 14 juni 2004 heeft verzoekster de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
Bij brieven van 23 november 2004 en 22 februari 2005 en 6 mei 2005 zijn nadere stukken ontvangen van verzoekster.
Bij brieven van 4 februari 2005 en 15 april 2005 zijn nadere stukken ontvangen van het college.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 mei 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [voorzitter] van het bestuur, is verschenen. Het college is met bericht niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Gebleken is dat van de bij besluit van 27 oktober 1998 door het college aan Texaco Nederland B.V. (hierna: Texaco) verleende bouwvergunning voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen aan de N 281 (Keulseweg) - tegen welke vergunning verzoekster in de in het procesverloop genoemde procedures is opgekomen - geen gebruik is gemaakt, zodat het college deze bij besluit van 29 oktober 2004 heeft ingetrokken. Nu dit besluit tot intrekking inmiddels onherroepelijk is geworden, heeft verzoekster geen belang meer bij een antwoord op de vraag of de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2002 stand kan houden. Vast staat immers dat het door verzoekster uiteindelijk beoogde resultaat dat ter plaatse niet door Texaco op grond van de bij besluit van 27 oktober 1998 verleende bouwvergunning wordt gebouwd reeds is bereikt, ongeacht de uitkomst van de herzieningsprocedure. De door verzoekster ter zitting geuite vrees dat Texaco zich alsnog zal beroepen op een verschoonbare termijnoverschrijding en dat door het college van het rechtens onaantastbare intrekkingsbesluit zal worden teruggekomen, is ongegrond. Vast staat immers ook dat Texaco geen bezwaar heeft gemaakt tegen dat besluit en bovendien heeft verklaard dat het afziet van nieuwbouw ter plaatse. Het verzoek is niet-ontvankelijk.
2.2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. F.P. Zwart, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Zwart      w.g. Van Roosmalen
Voorzitter      ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2005
53-430.