ECLI:NL:RVS:2005:AT9244

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410582/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan Nijmegen Oost-11 en de gevolgen voor de ruimtelijke ordening

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het wijzigingsplan "Nijmegen Oost-11 (Dominicanenstraat 2-4)" door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. Het wijzigingsplan, vastgesteld op 28 september 2004, beoogt de wijziging van de bestemming van een perceel waar voorheen een schoolgebouw stond naar een bestemming voor woondoeleinden. De stichting "Stichting Wijkcomité Oost" heeft beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit plan, stellende dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend zonder haar te horen, en dat het plan niet voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan.

De Raad van State heeft de zaak op 13 juli 2005 behandeld. De appellante voerde aan dat het college in strijd met de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) niet heeft voldaan aan de vereisten voor het horen van belanghebbenden en dat de wijzigingsvoorwaarden niet zijn nageleefd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De Afdeling overwoog dat de goedkeuringsprocedure van een wijzigingsplan niet verplicht tot het horen van belanghebbenden, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit noodzakelijk maakten.

De Afdeling concludeerde dat het wijzigingsplan voldoet aan de eisen van de WRO en dat de goedkeuring door het college terecht was verleend. Het beroep van de stichting werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de beoordelingsruimte die het college heeft bij het goedkeuren van wijzigingsplannen en de noodzaak om de belangen van de ruimtelijke ordening in overweging te nemen.

Uitspraak

200410582/1.
Datum uitspraak: 13 juli 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Stichting Wijkcomité Oost", gevestigd te Nijmegen,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen het wijzigingsplan "Nijmegen Oost-11 (Dominicanenstraat 2-4)" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 2 november 2004, nr. RE2004.91996, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 23 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 9 maart 2005 heeft verweerder meegedeeld dat het beroepschrift hem geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door drs. H. Schraven en M.W. Delisse, gemachtigden, is verschenen. Voorts zijn daar het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, vertegenwoordigd door Th. van Kraaij, ambtenaar van de gemeente, en Talis Woondiensten, vertegenwoordigd door mr. I. Smeenk, advocaat te Nijmegen, gehoord. Verweerder is met kennisgeving niet verschenen.
2.    Overwegingen
Toetsingskader
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het standpunt van appellante
2.2.    Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Zij voert daartoe aan dat verweerder haar in strijd met artikel 27, derde lid, van de WRO niet heeft gehoord. Voorts voldoet het wijzigingsplan volgens haar niet aan de in artikel 8.6.1., onder b, c en d, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Nijmegen-Oost" (hierna: het bestemmingsplan) gestelde wijzigingsvoorwaarden. De wijzigingsbevoegdheid en het gemeentelijke beleid gaan volgens haar uit van behoud van onder meer het schoolgebouw zodat nu de sloop van het schoolgebouw is voorzien, aan deze bevoegdheid geen toepassing kon worden gegeven en had moeten worden gekozen voor een herziening van het bestemmingsplan. Verder is volgens appellante niet gebleken dat een ander gebruik van het schoolgebouw niet haalbaar is.
Het bestreden besluit
2.3.    Verweerder heeft het plan goedgekeurd. Hij stelt zich op het standpunt dat het plan voldoet aan de wijzigingsregels van het bestemmingsplan en aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij sluit hij zich aan bij het standpunt van het college van burgemeester en wethouders over de ingebrachte zienswijzen.
Vaststelling van de feiten
2.4.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1.    Het plan voorziet in wijziging van de bestemming "Bijzondere doeleinden" in de bestemming "Woondoeleinden I" voor het plandeel dat ziet op het perceel Dominicanenstraat 2-4. Op het perceel bevond zich tot voor kort een schoolgebouw. Dit pand was niet aangewezen als beschermd monument. Met het plan wordt beoogd de bouw van een appartementencomplex ter plaatse mogelijk te maken. Hiertoe zijn op de plankaart van het wijzigingsplan onder meer de bebouwingsgrenzen en de goot- en nokhoogte aangegeven.
2.4.2.    Het plandeel is op de bestemmingsplankaart omgrensd door de aanduiding "grens wijzigingsbevoegdheid". Ingevolge artikel 8.6. van de voorschriften van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, is het college van burgemeester en wethouders, met inachtneming van de beschrijving in hoofdlijnen, bevoegd het plan te wijzigen teneinde de bestemming "Bijzondere doeleinden" te wijzigen in de bestemming "Woondoeleinden I". Hierbij dient ingevolge artikel 8.6.1. van de voorschriften aan het volgende te worden voldaan:
a. de wijzigingsbevoegdheid heeft uitsluitend betrekking op percelen welke op de kaart zijn omgrensd met de aanduiding "grens wijzigingsbevoegdheid";
b. de ruimtelijke structuur als omschreven in de beschrijving in hoofdlijnen wordt niet onevenredig aangetast;
c. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
d. de wijziging is uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar; op de kaart behorende bij het wijzigingsplan dienen bebouwingszones en grenzen te worden aangegeven waarop de situeringseisen en maatvoeringseisen als opgenomen in artikel 4 van overeenkomstige toepassing kunnen worden verklaard;
e. (…).
2.4.3.    De beschrijving in hoofdlijnen is neergelegd in artikel 3 van de voorschriften van het bestemmingsplan. Het perceel Dominicanenstraat 2-4 maakt volgens de bij de beschrijving in hoofdlijnen behorende kaart deel uit van de op die kaart aangeduide 19e eeuwse schil.
In artikel 3 is, voor zover relevant, het volgende bepaald:
3.2.1. De ruimtelijke structuur:
Bescherming en herstel van de - deels cultuurhistorisch waardevolle - stedenbouwkundige structuur, zoals die zich ontwikkeld heeft vanaf de 19e eeuw. Dit betekent dat het beleid gericht is op:
a. behoud en bescherming van de ruimtelijke structuur van de op de kaart als zodanig weergegeven "19e eeuwse schil". Deze structuur kenmerkt zich door de aanwezigheid van vrij hoge en besloten bouwblokken, gelegen in een strak rooilijnenpatroon. De straten kennen een hiërarchische onderverdeling die ook in de profielen tot uitdrukking komt.
Binnen de 19e eeuwse schil wordt gestreefd naar herinrichting van de straatprofielen volgens klassieke principes:
- (…);
- een doorlopende strook met voortuinen met een constante diepte, zodat de openbare ruimte "overschiet" en zich bij wijkende gevelwanden verbreedt;
- voortuinen hebben een overwegend groen, sterk gecultiveerd karakter en worden duidelijk begrensd door smeedijzeren hekwerken;
- (…);
- (…);
- de bebouwing vindt bescherming in de aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsbeeld;
- (…).
2.4.4.    Uit de toelichting bij het wijzigingsplan volgt dat akoestisch onderzoek is verricht en dat de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai ter plaatse van de plangrenzen niet wordt overschreden.
2.4.5.    Ingevolge artikel 27, derde lid, van de WRO stelt het college van gedeputeerde staten degenen die overeenkomstig het eerste of het tweede lid van dit artikel tijdig bedenkingen hebben ingebracht tegen het bestemmingsplan in de gelegenheid tot het geven van een nadere mondelinge toelichting.
Het oordeel van de Afdeling
2.4.6.    Artikel 27, derde lid, van de WRO is niet van toepassing op de goedkeuringsprocedure van een wijzigingsplan. Ook overigens valt er geen wettelijke bepaling aan te wijzen die verweerder verplicht om alvorens te beslissen omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan, belanghebbenden te horen. In bijzondere omstandigheden kan het echter uit een oogpunt van zorgvuldige besluitvorming nodig zijn belanghebbenden te horen. Van bijzondere omstandigheden is in dit geval niet gebleken.
2.4.7.    In de enkele omstandigheid dat bij de vaststelling van het wijzigingsplan bekend was dat het schoolgebouw zou worden gesloopt, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat om die reden geen toepassing kon worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. Anders dan appellante stelt, volgt uit de planregeling niet dat de wijzigingsbevoegdheid alleen kan worden toegepast indien daarbij het behoud van het schoolgebouw is gewaarborgd.
2.4.8.    Wat betreft de gestelde strijdigheid met de wijzigingsvoorwaarden heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van de ruimtelijke structuur zoals beschreven in de beschrijving in hoofdlijnen, alsmede dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig aanvaardbaar is. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de op de plankaart van het wijzigingsplan opgenomen bebouwingsgrens grotendeels is gesitueerd ter hoogte van de voorgevel van het voormalige schoolgebouw. Deze bebouwingsgrens loopt in het verlengde van de gevel van het pand Dominicanenstraat 6. De in het wijzigingsplan toegestane maximale goot- en nokhoogte (vijftien meter) zijn één meter hoger dan ter plaatse op grond van de bestemming "Bijzondere doeleinden" was toegestaan en sluiten aan bij de toegestane goot- en nokhoogte (12/16 meter) van het naastgelegen pand Dominicanenstraat 6. De bouwmogelijkheden die met het wijzigingsplan op de gronden met de bestemming "Woondoeleinden I" worden toegestaan, leiden derhalve niet tot een doorbreking van het rooilijnenpatroon of het bebouwingspatroon van hoge en besloten bouwblokken. Het wijzigingsplan sluit voorts een gebruik van de gronden gelegen tussen de bebouwingsgrens en de straat als tuin en het plaatsen van een (smeedijzeren) hekwerk niet uit.
Wat betreft het bezwaar inzake de geluidsbelasting ziet de Afdeling in hetgeen appellante naar voren heeft gebracht geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet op het gedane akoestische onderzoek heeft mogen baseren.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht overwogen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met de door appellante genoemde wijzigingsvoorwaarden.
2.4.9.    In hetgeen appellante verder heeft gesteld ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder bij de afweging van belangen zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij het volgende in aanmerking.
2.4.9.1.    Met de bouw van een appartementencomplex op de plaats van het voormalige leegstaande schoolgebouw kan een nieuwe invulling aan het perceel worden gegeven. Verweerder heeft aan dit belang een belangrijk gewicht kunnen toekennen. Hij heeft daarbij kunnen betrekken dat het voormalige pand in 2003 is beoordeeld op monumentale waarde en dat dit niet heeft geleid tot een aanwijzing als beschermd monument.
2.4.9.2.    Appellante beoogt met haar beroep met name het behoud van het - inmiddels gesloopte - schoolgebouw. Dit betoog mist betekenis voor de onderhavige procedure. De afweging van het belang van de eigenaar van een gebouw bij sloop en het belang van het behoud van de aan het gebouw gerelateerde te beschermen waarden vindt plaats in het kader van de procedure inzake het verlenen van een sloopvergunning ingevolge de monumentenwetgeving. Een bestemmingsplan, een wijzigingsplan of een uitwerkingsplan ziet niet op de sloop van bebouwing (behoudens indien voor de sloop een aanlegvergunning is vereist), maar op de bestemming die bij de (her)bebouwing aan de gronden gegeven is. De (her)bebouwing dient met deze bestemming in overeenstemming te zijn. Het plan kan daarbij voorschriften geven voor de hoogte en andere bepalende elementen voor de bebouwing, waardoor handhaving van de oorspronkelijke bebouwing mogelijk is of kan worden aangesloten bij de oorspronkelijke bebouwing, maar het kan niet bepalen dat het oorspronkelijke gebouw gehandhaafd moet worden.
2.4.9.3.    Wat betreft het argument van appellante dat niet is gebleken dat de exploitatie van het gebouw bij behoud daarvan niet mogelijk is, overweegt de Afdeling dat de uitvoerbaarheid van het plan als zodanig moet worden beoordeeld en dat niet is gebleken dat verweerder daarvan in dit geval niet in redelijkheid heeft kunnen uitgaan.
2.4.10.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Bechinka
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2005
371.