ECLI:NL:RVS:2005:AT8441

Raad van State

Datum uitspraak
29 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410472/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor bovenwoning in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Best op 28 mei 2003 een bouwvergunning geweigerd voor het realiseren van een bovenwoning op een perceel in Best. Het college heeft deze weigering gebaseerd op de stelling dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan 'Naastenbest'. Dit bestemmingsplan staat enkel eengezinswoningen en winkels toe binnen een specifiek bebouwingsvlak, terwijl het voorgestelde bouwplan voor een bovenwoning zich buiten dit vlak bevindt. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond op 21 oktober 2003. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 19 november 2004 het beroep van appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.

Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij aanvoert dat de rechtbank de positieve bestemming van het perceel verkeerd heeft geïnterpreteerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 juni 2005 behandeld, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het college vertegenwoordigd was door mr. M.J. Kusters. De Afdeling heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsplanvoorschriften, aangezien het niet binnen het toegestane bebouwingsvlak is gesitueerd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de door appellante aangevoerde dubbelbestemming niet van toepassing is op het achtererf waar het bouwplan is voorzien.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het college op goede gronden de bouwvergunning heeft geweigerd en dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 29 juni 2005.

Uitspraak

200410472/1.
Datum uitspraak: 29 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 03/3355 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 november 2004 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Best.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Best (hierna: het college) appellante geweigerd een bouwvergunning te verlenen voor het realiseren van een bovenwoning op het perceel [locatie] te Best.
Bij besluit van 21 oktober 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 november 2004, verzonden op 23 november 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 22 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 maart 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2005, waar appellante, met bericht, niet is verschenen en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J. Kusters, ambtenaar bij de gemeente, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet (hierna: Wow), moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.                                                  Ingevolge het bestemmingsplan "Naastenbest" geldt ten aanzien van het betrokken perceel de bestemming "Eengezinshuizen in de aangegeven bebouwingsklasse" en "Winkels toegelaten met bijbehorende achtererven".                                                                                                            Ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder e, van de planvoorschriften, zijn de op de plankaart voor "winkels toegelaten met bijbehorende achtererven" aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor het bouwen van eengezinshuizen en/of winkels met de daarbij behorende bijgebouwen, bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken, met dien verstande dat, in het geval een winkel wordt opgericht het bijbehorende achtererf mag worden bebouwd met bij de winkel behorende bijgebouwen. Hieruit volgt dat eengezinshuizen en/of winkels zijn toegelaten binnen het op de plankaart met een oranje kleur aangegeven bebouwingsvlak en dat het bijbehorende achtererf, dat op de plankaart met een gele kleur is aangegeven, uitsluitend mag worden bebouwd met bij die winkel behorende bedrijfsgebouwen.
2.2.    Vast staat dat het onderhavige bouwplan ziet op het realiseren van een bovenwoning op gronden die op de plankaart door middel van een gele kleur zijn aangegeven. Aangezien het bouwplan de realisering van een bovenwoning betreft en deze niet is geprojecteerd binnen het op de plankaart met een oranje kleur aangegeven bebouwingsvlak, is het bouwplan in strijd met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder e, van de planvoorschriften.
2.3.     Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de positieve bestemming van het onderhavige perceel door het college verkeerd wordt uitgelegd door deze enkel te beperken tot de winkelbestemming en de dubbelbestemming wonen/winkel voor het onderhavige pand buiten toepassing te laten.
2.3.1.    Dit betoog faalt, aangezien de door appellante genoemde dubbelbestemming geldt voor bebouwing die is gesitueerd op het op de plankaart met oranje aangegeven bebouwingsvlak en niet voor bebouwing op het met geel aangegeven achtererf, waarop het onderhavige bouwplan is voorzien. De brief van het college van 21 november 2001 die in dit kader door appellante wordt aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
2.4.     Appellante betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat in het onderhavige geval overgangsrecht van toepassing is voor zowel het realiseren van de woning als voor het gebruik ervan.
2.4.1.    De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat dit betoog niet kan slagen, nu in het bestemmingsplan de aanwezige bebouwing op het bij de winkel behorende achtererf in zijn geheel positief bestemd is als bij de winkel behorend bedrijfsgebouw.
2.5.    Het college heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het onderhavige bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Gelet op het bepaalde in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wow, moest het college de bouwvergunning weigeren.
2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos    w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2005
218-494.