ECLI:NL:RVS:2005:AT8430

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501541/1 en 200501885/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke handhaving vleesvarkenshouderij

In deze zaak heeft de Raad van State op 24 juni 2005 uitspraak gedaan over de verzoeken om voorlopige voorzieningen van de stichting "Stichting Leefbaarheid De Heen" en het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen. De verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen besluiten van 10 februari 2005, waarbij de verzoeken om handhavingsmaatregelen op grond van de Natuurbeschermingswet ten aanzien van een vleesvarkenshouderij aan een specifiek perceel werden afgewezen. De stichting en het college verzochten de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening waren dat de inrichting zonder vergunning in werking was en er geen uitzicht op legalisatie bestond.

De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 juni 2005. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.M.B. Kuijpers, stelde dat het verzoek van het college niet-ontvankelijk was omdat het college niet tijdig bezwaar had gemaakt. De Voorzitter besloot echter om het verzoek van de stichting te beoordelen, aangezien dit verzoek gelijkluidend was. De Heensehoeve, de exploitant van de vleesvarkenshouderij, was ook aanwezig en werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Vermeulen.

De Voorzitter overwoog dat handhaving in het algemeen belang is, maar dat er onder bepaalde omstandigheden van handhavend optreden kan worden afgezien. In dit geval was er een mogelijkheid dat de Heensehoeve alsnog een vergunning zou kunnen verkrijgen, en de Voorzitter oordeelde dat handhavend optreden in deze situatie onevenredig zou zijn. Daarom wees hij de verzoeken om voorlopige voorzieningen af, maar gaf hij aan dat een nieuw verzoek mogelijk was als de omstandigheden zouden veranderen. De uitspraak werd gedaan door de Voorzitter, mr. P.J.J. van Buuren, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200501541/1 en 200501885/1.
Datum uitspraak: 24 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in de gedingen tussen:
1. de stichting "Stichting Leefbaarheid De Heen", gevestigd te De Heen,
2. het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen,
verzoekers,
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluiten van 10 februari 2005, kenmerken DRZZ 05-946/GV/DvR en DRZZ 05-944/GV/DvR, heeft verweerder de verzoeken van verzoekers om toepassing van bestuurlijke handhavingsmaatregelen op grond van de Natuurbeschermingswet ten aanzien van de vleesvarkenshouderij aan het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.
Tegen het besluit met kenmerk DRZZ 05-946/GV/DvR heeft de stichting "Stichting Leefbaarheid De Heen" (hierna: de stichting) bezwaar gemaakt. Bij brief van 18 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op dezelfde dag, heeft de stichting de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Tegen het besluit met kenmerk DRZZ 05-944/GV/DvR heeft het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen (hierna: het college) bezwaar gemaakt. Bij brief van 25 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 maart 2005, heeft het college de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 juni 2005, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], het college, vertegenwoordigd door M.H.C.M. Lambers, wethouder, en drs. A. Niemantsverdriet-Berkman, ambtenaar van de gemeente, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.M.B. Kuijpers, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen. Voorts is daar namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "De Heensehoeve B.V." (hierna: De Heensehoeve) mr. J.J. Vermeulen, advocaat te Middelharnis, gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Verweerder stelt zich ter zitting op het standpunt dat het verzoek van het college reeds om de reden dat het college niet tijdig in bezwaar is gekomen tegen het besluit van 10 februari 2005, dient te worden afgewezen. Het bezwaarschrift van het college zal niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus verweerder ter zitting.
2.2.    Hoewel over de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift van het college twijfel bestaat, gaat de Voorzitter hieraan in deze procedure voorbij aangezien de stichting een min of meer gelijkluidend verzoek heeft ingediend en buiten twijfel is dat dit verzoek voor beoordeling in aanmerking komt.
2.3.    De Heensehoeve exploiteert een vleesvarkenshouderij aan de [locatie] te [plaats]. Het bedrijf is gelegen nabij het gebied "Krammer-Volkerak" dat bij besluiten van 2 augustus 1988 en 2 november 1988 is aangewezen als beschermd natuurmonument onderscheidenlijk staatsnatuurmonument.
Bij besluit van 19 augustus 2002 heeft verweerder geweigerd aan [partij] een vergunning als bedoeld in artikel 12 van de Natuurbeschermingswet te verlenen in verband met het oprichten van een bedrijf voor het houden van 6.912 vleesvarkens op het hiervoor bedoelde perceel. Bij besluit van 10 juli 2003 heeft verweerder in bezwaar alsnog vergunning aan [partij], thans De Heensehoeve B.V., verleend voor een vleesvarkenshouderij met een emissie van 6.912 kg NH3. Bij uitspraak van 22 december 2004, zaak no.
200305403/1(JM 2005/19) heeft de Afdeling dit besluit vernietigd.
2.4.    Om te voorkomen dat de voor het bedrijf verleende milieuvergunning op 24 oktober 2004 van rechtswege zou vervallen zijn op 22 oktober 2004 500 varkens in de inrichting geplaatst. Dit aantal is ook thans nog aanwezig.
2.5.    Verzoekers zijn van mening dat verweerder de verzoeken om handhaving niet had mogen afwijzen omdat de inrichting zonder vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet in werking is. Er bestaat volgens hen geen concreet zicht op legalisatie. Het door verweerder te voeren ammoniakbeleid is volgens hen nog onvoldoende duidelijk. Dat eerder een vergunning is verleend, is geen reden om van handhaving af te zien, aldus verzoekers.
2.6.    Verweerder dient nog een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift in de vergunningprocedure. Hij beraadt zich thans op het door hem te voeren ammoniakbeleid ten aanzien van nieuwvestiging. Hoofdlijn van het beleid zal zijn, aldus verweerder ter zitting, dat het in beginsel niet mogelijk is ten aanzien van nieuwvestiging een maximumdepositie van vijftien mol per hectare per jaar toe te staan. Als nieuwvestiging een merkbare depositie veroorzaakt op het natuurmonument, zal deze depositie volgens verweerder moeten worden gecompenseerd door het van tevoren aankopen van depositierechten in hetzelfde gebied (saldering). Gelet op de mogelijkheden die bestaan om tot saldering te komen, ziet hij kansen voor vergunningverlening. Hij heeft de verzoeken om handhaving om die reden en mede gelet op het beperkte aantal dieren in de inrichting afgewezen.
2.7.    Niet in geschil is dat voor het uitoefenen van de varkenshouderij, ook nu dit 500 varkens betreft, een vergunning als bedoeld in artikel 12 van de Natuurbeschermingswet is vereist en dat De Heensehoeve thans niet over een dergelijke vergunning beschikt. Verweerder is derhalve bevoegd terzake handhavend op te treden.
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.8.    De Voorzitter is van oordeel dat verweerder zich onder de huidige omstandigheden in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van handhavend optreden dient te worden afgezien. Hiertoe overweegt hij dat niet onaannemelijk is dat alsnog vergunning voor het houden van een aantal vleesvarkens op grond van artikel 12 van de Natuurbeschermingswet kan worden verleend. Daarbij betrekt de Voorzitter dat thans en, gelet op de verklaring van de zijde van De Heensehoeve ter zitting, naar verwachting in de periode tot de beslissing in de vergunningprocedure niet meer dan 500 varkens worden gehouden waarmee een beperkte ammoniakdepositie van 2,85 mol per hectare per jaar is gemoeid. Handhavend optreden zou naar het oordeel van de Voorzitter in de huidige situatie onevenredig bezwarend zijn voor De Heensehoeve in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.
2.9.    De Voorzitter ziet gelet op het vorenstaande onvoldoende aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij overweegt hij dat mochten de omstandigheden zich in belangrijke mate wijzigen, een nieuw verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening kan worden gedaan.
2.10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Bechinka
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2005
371.