ECLI:NL:RVS:2005:AT8405

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502018/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Bedrijvenpark Weuste Noord 2003

Op 15 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Wierden het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Weuste Noord 2003" vastgesteld. Dit besluit werd op 18 januari 2005 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Overijssel. Tegen deze goedkeuring hebben verzoekers op 16 maart 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 6 juni 2005 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers vertegenwoordigd waren door mr. C.M. Leliveld, advocaat te Den Haag, en de verweerder door drs. G. Rooks, ambtenaar van de provincie. Ook was H. van Triest, ambtenaar van de gemeente, aanwezig namens de gemeenteraad.

De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan beoogt de ontwikkeling van een bedrijventerrein van ongeveer elf hectare ten noorden van de woonwijk De Weuste. De goedkeuring van het plan door verweerder is grotendeels verleend, maar verzoekers stellen dat dit ten onrechte is gebeurd en vragen om schorsing van het besluit.

Tijdens de zitting is gebleken dat niet alle gronden in het plangebied in eigendom zijn van de gemeente en dat er nog onderhandelingen plaatsvinden over de verwerving van de gronden voor de toegangsweg. Hierdoor kan voorlopig geen uitvoering aan het bestemmingsplan worden gegeven. Ook zijn er geen vergunningen aangevraagd voor het bedrijventerrein. De Voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200502018/2.
Datum uitspraak: 21 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Wierden het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Weuste Noord 2003" vastgesteld.
Bij besluit van 18 januari 2005, kenmerk RWB/2004/2269, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 16 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 16 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 juni 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. C.M. Leliveld, advocaat te Den Haag, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. G. Rooks, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is namens de gemeenteraad H. van Triest, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan beoogt te voorzien in de verwezenlijking van een bedrijventerrein ter grootte van ongeveer elf hectare bruto ten noorden van de woonwijk De Weuste.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan grotendeels goedgekeurd.
2.3.    Verzoekers stellen dat het bestreden besluit, voor zover dit de goedkeuring van het plan betreft, ten onrechte is genomen en verzoeken om schorsing van het besluit in zoverre.
2.4.    Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat nog niet alle gronden in het plangebied in eigendom zijn bij de gemeente. Onder meer over de verwerving van de gronden ter plaatse van de voorziene toegangsweg tot het bedrijventerrein vinden nog onderhandelingen plaats. Niet is gebleken dat deze op korte termijn zullen zijn afgerond. Naar ter zitting door de vertegenwoordiger van de gemeenteraad is gesteld, kan onder deze omstandigheden voorlopig geen uitvoering aan het bestemmingsplan worden gegeven. Evenmin is gebleken dat eventuele voor het bedrijventerrein benodigde vergunningen zijn aangevraagd dan wel op korte termijn aangevraagd zullen worden. De Voorzitter verwacht dat de Afdeling in dat verband tijdig een uitspraak in de bodemprocedure zal doen. Gezien deze omstandigheden is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.5.    Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Bechinka
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2005
371.