200502390/2.
Datum uitspraak: 22 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker], wonend te Putten, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Sauna Drôme B.V.", gevestigd te Putten,
tegen de uitspraak in zaak no. 04/1075 GEMWT 229 van de rechtbank Zutphen van 9 februari 2005 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Putten
het college van burgemeester en wethouders van Putten.
Bij besluit van 24 juli 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Putten (hierna: het college) afwijzend gereageerd op het verzoek van onder meer [verzoeker] om handhavend op te treden tegen de bouwwerkzaamheden en de activiteiten op het perceel [locatie] te Putten.
Bij besluit van 24 maart 2003 heeft het college - voor zover hier van belang - het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 april 2004 heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd voor zover daarbij het door [verzoeker] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard.
Bij besluit van 14 juni 2004 heeft het college het door [verzoeker] tegen het besluit van 24 juli 2002 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 februari 2005, verzonden op 14 februari 2005, heeft de rechtbank het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft Sauna Drôme B.V. bij brief van 15 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 17 maart 2005, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 28 april 2005 heeft [verzoeker] bij de Afdeling beroep ingesteld tegen het uitblijven van een nieuwe beslissing op het door hem tegen het besluit van 24 juli 2002 gemaakte bezwaar. Tevens heeft hij een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 mei 2005, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. drs. I.E. Nauta, advocaat te Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.J. Vooren en B.R. den Boer, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Sauna Drôme B.V., vertegenwoordigd door mr. C.W. Kniestedt, advocaat te Utrecht, daar gehoord.
2.1. Bij uitspraak van heden, no. 200502390/1, heeft de Afdeling op het hoger beroep en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit beslist. Derhalve is geen sprake meer van een geding. Het verzoek dient daarom als ongegrond te worden afgewezen.
2.2. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Putten tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 189,27 (zegge: honderdnegenentachtig euro en zevenentwintig cent), waarvan een gedeelte groot € 161,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Putten aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Putten aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2005