200503880/2.
Datum uitspraak: 2 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Elburg,
verweerder.
Bij besluit van 22 maart 2005, kenmerk 2074, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder], een vergunning verleend voor het veranderen van de inrichting op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Elburg, sectie […], nummers […], […] en […] (ged.), in een loonwerkersbedrijf en foeragehandel. Dit besluit is op 23 maart 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 29 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 mei 2005. Bij brief van 29 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 mei 2005, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. A. van der Leest, advocaat te Leeuwarden, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. M.P. de Lange, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoeker verzoekt de Voorzitter bij wijze van een voorlopige voorziening de bij besluit van 22 maart 2005 verleende vergunning wat betreft de geluidsvoorschriften te schorsen, totdat in de bodemprocedure is beslist op het daartegen door hem ingestelde beroep.
2.3. Verzoeker stelt dat verweerder inzake de geluidsvoorschriften ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij de concept-Nota geluid en vergunningverlening (hierna: de concept-Nota), omdat deze niet op de voorgeschreven wijze zou zijn vastgesteld.
2.3.1. De Voorzitter overweegt dat eerst bij de behandeling van de bodemprocedure kan worden vastgesteld of verweerder aansluiting mocht zoeken bij de concept-Nota. Vooralsnog ziet de Voorzitter onvoldoende aanleiding op de beoordeling in de hoofdzaak vooruit te lopen en het verzoek om deze reden toe te wijzen.
2.4. Verzoeker voert aan dat in het akoestisch rapport niet stoelt op de juiste situatie met betrekking tot de constructie van de schuur achter zijn woning en de afstand tussen die schuur en zijn woning.
2.4.1. De Voorzitter overweegt dat ook als de bedoelde situatie niet (geheel) juist is weergegeven, dan nog niet valt in te zien dat het akoestisch rapport onjuist zou zijn. Hij ziet dan ook geen aanleiding hierin voor toewijzing van het verzoek.
2.5. Voorzover verzoeker betoogt dat verweerder in zijn besluit geen rekening mocht houden met verkregen rechten ter zake van de inrichting, overweegt de Voorzitter dat, te meer nu ter zitting naar voren is gekomen dat de woonlocatie van verzoeker voorheen onderdeel uitmaakte van de inrichting, dit betoog niet voldoende is onderbouwd.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Sparreboom
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2005