200407441/1.
Datum uitspraak: 22 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 23 juli 2004 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Pythagoras Research & Development B.V.", gevestigd te Groningen
Bij besluit van 4 juli 2001 heeft appellant aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Pythagoras Research & Development B.V." (hierna: Pythagoras) een subsidie van maximaal € 21.237,00 verleend op grond van de Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2000 (hierna: de NIOF 2000).
Bij besluit van 16 mei 2003 heeft appellant de verleende subsidie ingetrokken en tegelijkertijd, naar aanleiding van het verzoek tot vaststelling, subsidie op grond van artikel 8, aanhef en onder c, van de NIOF 2000 geweigerd.
Bij besluit van 6 oktober 2003 heeft appellant het daartegen door Pythagoras gemaakte bezwaar, met overneming van het advies van de externe adviescommissie voor behandeling van bezwaren tegen beschikkingen uitgaande van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland van 21 augustus 2003, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juli 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen door Pythagoras ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 3 september 2004, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 oktober 2004. Deze laatste brief is aangehecht.
Bij brief van 1 december 2004 heeft Pythagoras van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Heeringa, en Pythagoras, vertegenwoordigd door [directeur] zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8, aanhef en onder c, van de NIOF 2000, voorzover hier van belang, wordt subsidie geweigerd, indien en voorzover ter zake van de betaling van subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan langer dan vier weken vóór de inzending van de aanvraag.
2.2. De aanvraag van Pythagoras om subsidie op grond van de NIOF 2000 voor een ontwikkelingsproject ten behoeve van de herontwikkeling van een laptophouder is op 10 april 2001 door appellant ontvangen. Bij besluit van 4 juli 2001 heeft appellant aan Pythagoras een subsidie verleend van maximaal € 21.092,00.
2.3. Bij het besluit van 16 mei 2003, gehandhaafd bij de beslissing op bezwaar van 6 oktober 2003, heeft appellant besloten de eerder op 4 juli 2001 verleende beschikking in te trekken en het verzoek tot vaststelling van de subsidie te weigeren, omdat uit één van de door Pythagoras ingediende facturen zou blijken dat er met betrekking tot het betrokken project langer dan vier weken vóór de inzending van de aanvraag kosten zijn gefactureerd en betaald.
2.4. De rechtbank heeft overwogen dat de vermelding van de periode februari-maart op de factuur van 17 april 2001 van Jeroen Janssen Design Company (hierna: JJDC) voor verrichte werkzaamheden ten behoeve van productverbeteringen en productiemogelijkheden in het onderhavige geval onvoldoende is om ervan uit te kunnen gaan dat vóór 13 maart 2001 verplichtingen zijn aangegaan. De rechtbank heeft overwogen niet in te zien waarom de verklaring van Jeroen Janssen van JJDC, dat de periode op de factuur niet juist is en dat de factuur gewerkte dagen van 16 tot en met 30 maart 2001 betreft, minder zwaar zou moeten wegen dan de vermelding op de factuur, te minder nu Pythagoras van het begin af aan dezelfde verklaring heeft gegeven. Ook uit de offerte van 15 maart 2001 blijkt volgens de rechtbank dat niet eerder verplichtingen zijn aangegaan. De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar van 6 oktober 2003 wegens strijd met artikel 8, aanhef en onder c, van de NIOF vernietigd.
2.5. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat Pythagoras omtrent de werkzaamheden in de periode februari-maart 2001 een consistente verklaring heeft gegeven. Bovendien acht appellant het terecht dat door hem aan een factuur die door een accountant op juistheid is geverifieerd een andere bewijskracht is toegekend, dan aan een urenregistratie die twee jaar na afloop van de werkzaamheden is opgesteld.
2.6. Dit betoog faalt. De offerte is gedateerd 15 maart 2001 en is op 16 maart 2001 namens Pythagoras en JJDC ondertekend. Hieruit had appellant kunnen begrijpen, dat vóór 15 maart 2001 in ieder geval besprekingen moeten hebben plaatsgevonden, die hebben geleid tot het uitbrengen van de offerte. Onder die omstandigheden kan het feit dat op de factuur van 17 april 2001 staat vermeld, dat deze betrekking heeft op werkzaamheden verricht ten behoeve van productverbeteringen en productiemogelijkheden in de periode februari-maart 2001 niet de conclusie dragen dat reeds in februari verplichtingen in de zin van artikel 8 van de NIOF zouden zijn aangegaan. De beslissing op bezwaar is dan ook terecht door de rechtbank vernietigd.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2005