ECLI:NL:RVS:2005:AT7979

Raad van State

Datum uitspraak
16 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200504267/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Vlasblom
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Helmond

Op 10 mei 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond een besluit genomen waarbij verzoeker A werd gelast om de met het bestemmingsplan strijdige situatie in het Eethuis aan de locatie te plaats ongedaan te maken. Dit hield in dat de voorzieningen zoals tafels, stoelen en servetten, die gericht zijn op het nuttigen van consumpties ter plaatse, blijvend verwijderd moesten worden. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 4 januari 2005. Vervolgens hebben zij beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 31 maart 2005 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop hebben verzoekers op 13 mei 2005 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 9 juni 2005 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers werden bijgestaan door hun advocaat, mr. T. Peters, en het college werd vertegenwoordigd door mr. M.C. Boelens-Horn, ambtenaar van de gemeente. De Voorzitter overwoog dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend, en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, evenals het verzoek om proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 16 juni 2005 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200504267/2.
Datum uitspraak: 16 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoeker B], handelend onder de naam [Eethuis], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/612 EN AWB 05/613 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 maart 2005 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 10 mei 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond (hierna: het college) [verzoeker A] onder oplegging van een dwangsom gelast de met het geldende bestemmingsplan strijdige situatie in [Eethuis] aan de [locatie] te [plaats] ongedaan te maken en de voorzieningen (tafels, stoelen, servetten etc.) gericht op het nuttigen van een consumptie ter plaatse blijvend te verwijderen.
Bij besluit van 4 januari 2005 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 maart 2005, verzonden op 1 april 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 13 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 18 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 juni 2005, waar verzoekers in persoon, bijgestaan door mr. T. Peters, advocaat te Helmond, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C. Boelens-Horn, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft geoordeeld.
2.2.    In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.3.    Gelet hierop, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom    w.g. Boer
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2005
201.