200409298/1.
Datum uitspraak: 22 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/85 van de rechtbank Haarlem van 6 oktober 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 12 juni 2003 heeft appellant aan de Zandvoortse Reddingsbrigade bouwvergunning verleend voor het oprichten van een reddingsbrigadepost op het perceel Boulevard Barnaart 50 te Zandvoort (hierna: het perceel).
Bij besluit van 2 december 2003 heeft appellant het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het besluit van 12 juni 2003 ingetrokken en wederom een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een reddingsbrigadepost op het perceel.
Bij uitspraak van 6 oktober 2004, verzonden op 8 oktober 2004, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 16 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn ingediend bij brief van 1 december 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 januari 2005 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juni 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door T. van der Kleij, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Voorts is daar gehoord [wederpartij], bijgestaan door mr. E.K.J. Eilander, gemachtigde.
2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met de aan het perceel toegekende bestemming "Waterstaatsdoeleinden" omdat, nu voor deze bestemming geen specifieke voorschriften zijn gesteld, voor het plandeel niet is vastgelegd of een bepaald bouwwerk daar al dan niet is toegestaan.
2.1.1. Ter zitting heeft appellant verklaard dat de bouwaanvraag niet aan de bestemming "Waterstaatsdoeleinden" is getoetst. De rechtbank heeft hierover met juistheid geoordeeld dat uit het ontbreken van specifieke voorschriften voor deze bestemming niet volgt dat de bouwaanvraag niet aan de bestemming behoeft te worden getoetst. De rechtbank heeft verder terecht en op goede gronden geoordeeld dat de voorziene reddingsbrigadepost in strijd is met de aan het perceel toegekende bestemming en dat dit in de weg stond aan de bij bestreden besluit verleende bouwvergunning.
Het betoog van appellanten dat dit oordeel zich niet verdraagt met het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Woningwet, treft geen doel. Dat bij gemeentelijke bouwverordening (aanvullende) voorschriften ten aanzien van bouwwerken kunnen worden gesteld, die van toepassing blijven indien het bestemmingsplan daarvoor geen voorschriften bevat, laat onverlet dat een bouwwerk in overeenstemming met de bestemming dient te zijn. Dat is hier niet het geval.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Appellant dient op na te melden wijze in de proceskosten van [wederpartij] te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.H. van den Ende, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van den Ende
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2005