ECLI:NL:RVS:2005:AT7484

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200500568/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • J.H. van Kreveld
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom opgelegd aan Frico Cheese door college van burgemeester en wethouders van Wisch

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wisch, waarbij aan Frico Cheese een last onder dwangsom is opgelegd. Dit besluit, gedateerd op 7 mei 2004, betreft de inrichting van Frico Cheese in Varsseveld en is genomen naar aanleiding van overtredingen van de aan de vergunning verbonden voorschriften. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar hun bezwaar werd ongegrond verklaard op 9 december 2004. Hierop hebben zij beroep ingesteld bij de Raad van State, die de zaak op 19 mei 2005 ter zitting heeft behandeld.

De Raad van State oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Wisch bevoegd was om handhavend op te treden, aangezien er sprake was van overtredingen van de vergunningseisen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft echter geoordeeld dat de begunstigingstermijn die aan de last onder dwangsom was verbonden, onredelijk lang was. De termijn liep tot 1 juni 2005, terwijl de overtredingen al sinds 2001 plaatsvonden. De Raad heeft het besluit van 9 december 2004 gedeeltelijk vernietigd, specifiek voor wat betreft de begunstigingstermijn, maar het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

Daarnaast heeft de Raad van State geoordeeld dat de appellanten geen recht hebben op vergoeding van proceskosten, omdat het primaire besluit niet is herroepen. De gemeente Oude IJsselstreek is wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die appellanten hebben gemaakt in verband met de behandeling van het beroep, evenals de vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 juni 2005.

Uitspraak

200500568/1.
Datum uitspraak: 15 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2004, kenmerk 6036, heeft het college van burgemeester en wethouders van Wisch aan Frico Cheese een last onder dwangsom opgelegd en het verzoek van appellanten om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de inrichting van Frico Cheese, gelegen aan [locatie] te Varsseveld, voor het overige afgewezen.
Bij besluit van 9 december 2004, kenmerk 7640, verzonden op dezelfde dag, heeft het college van burgemeester en wethouders van Wisch, onder verwijzing naar het advies van de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften van 2 november 2004, het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 18 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 23 februari 2005 heeft verweerder, de rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van Wisch, een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Afschriften hiervan zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2005, waar [een der appellanten] in persoon, bijgestaan door ing. K. van der Kamp en J. Voortman, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door P. Wassink, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord Frico Cheese, vertegenwoordigd door ing. H. Knol, gemachtigde.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij besluit van 4 mei 1993 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wisch krachtens de Hinderwet vergunning verleend voor de inrichting.
Bij het besluit van 7 mei 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wisch aan Frico een last onder dwangsom, als geregeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, opgelegd wegens overtreding van het aan de vergunning verbonden voorschrift 3.7. De aan de last onder dwangsom verbonden begunstigingstermijn loopt tot 1 juni 2005. Voorschrift 3.7 regelt het aantal vervoersbewegingen van en naar de inrichting in de avond- en nachtperiode. Het verzoek om handhavend op te treden is voor het overige afgewezen.
Bij de bestreden beslissing op het bezwaar is dit besluit ongewijzigd gehandhaafd.
2.2.    Krachtens artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Ingevolge het vijfde lid wordt in de beschikking die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
2.3.    Appellanten stellen dat het college van burgemeester en wethouders van Wisch ten onrechte alleen is ingegaan op het handhavingsverzoek voorzover het het aantal vervoersbewegingen betreft (voorschrift 3.7) en niet tevens is ingegaan op de door hen in het handhavingsverzoek gestelde geluid-, trilling- en lichthinder en evenmin op de gestelde overtreding van de aan de vergunning verbonden voorschriften 3.22 (rijroute van weitankwagens) en 12.4 (rapportageplicht). Voorts stellen zij dat de aan de last onder dwangsom verbonden begunstigingstermijn te lang is.
2.3.1.    Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de geluid- en trillinghinder door de reductie van het aantal vervoersbewegingen en de aanpassing van het wegdek inmiddels, zij het na het nemen van de beslissing op bezwaar, zijn teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau.
Ten aanzien van de overigens gestelde overtredingen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld, dat legalisatie daarvan te verwachten was, zodat terzake niet handhavend behoefde te worden opgetreden.
2.3.2.    Niet in geschil is dat is gehandeld in strijd met de aan de vergunning van 4 mei 1993 verbonden voorschriften, zodat het college van burgemeester en wethouders van Wisch terzake bevoegd was handhavend op te treden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, dient in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik te maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3.3.    Inzake de aan de last onder dwangsom verbonden begunstigingstermijn ter zake van de overtreding van voorschrift 3.7 is de Afdeling van oordeel dat, nu de overtreding al vanaf 2001 plaatsvindt, het college van burgemeester en wethouders van Wisch bij afweging van de belangen van Frico Cheese en omwonenden niet in redelijkheid het einde van de aan de last onder dwangsom verbonden begunstigingstermijn heeft kunnen stellen op 1 juni 2005, het tijdstip waarop Frico Cheese zonder problemen aan voorschrift 3.7 kan voldoen. Dit klemt te meer nu het blijkens het verweerschrift mogelijk is gebleken de vervanging van de in de avond- en nachtperiode gebruikte vrachtwagens door grotere exemplaren op 31 maart 2005 te realiseren en reeds op dat tijdstip het aantal vervoersbewegingen terug te brengen tot het vergunde aantal. Nu het college van burgemeester en wethouders van Wisch een onredelijk lange begunstigingstermijn heeft gesteld, is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is dan ook in zoverre gegrond.
2.3.4.    Inzake het in stand laten door het college van burgemeester en wethouders van Wisch van de gedeeltelijke afwijzing van het handhavingsverzoek, komt uit de stukken naar voren en is ter zitting bevestigd dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit een ontvankelijke vergunningaanvraag, voorzien van de nodige rapporten, was ingediend en dat het college van burgemeester en wethouders van Wisch het niet onaannemelijk achtte dat de aangevraagde milieuvergunning op basis daarvan zou worden verleend. Gelet hierop bestond er ten tijde van het bestreden besluit concreet uitzicht op legalisatie van de betreffende activiteiten. Het college van burgemeester en wethouders van Wisch mocht onder deze omstandigheid ter zake van de niet op voorschrift 3.7 betrekking hebbende overtredingen afzien van handhavend optreden. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.4.    Inzake het betoog van appellanten dat het college van burgemeester en wethouders van Wisch ten onrechte hun verzoek om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar hebben moeten maken, niet heeft ingewilligd, overweegt de Afdeling dat artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend voorziet in de mogelijkheid om de kosten te vergoeden, indien het primaire besluit wordt herroepen. In het onderhavige geval is het primaire besluit niet herroepen. Voor een vergoeding van de proceskosten die appellanten in verband met de behandeling van het bezwaar hebben moeten maken, bestond, gegeven de strekking van de bestreden beslissing op bezwaar, dan ook geen aanleiding.
2.5.    Het beroep is gedeeltelijk gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd voorzover het de aan de last onder dwangsom verbonden begunstigingstermijn betreft. Het beroep is voor het overige ongegrond.
2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wisch van 9 december 2004, kenmerk 7640, voorzover het de aan de last onder dwangsom verbonden begunstigingstermijn betreft;
III.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
IV.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek tot vergoeding van door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 682,17 (zegge: zeshonderdtweeëntachtig euro en zeventien cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Oude IJsselstreek aan appellanten te worden betaald;
V.    gelast dat de gemeente Oude IJsselstreek aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 (zegge: honderdzesendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Sparreboom
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2005
195-424.