ECLI:NL:RVS:2005:AT7438

Raad van State

Datum uitspraak
10 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200504197/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in planschadevergoeding geschil tussen gemeente Heusden en wederpartijen

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 juni 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Verzoeker, de raad van de gemeente Heusden, had op 2 maart 1999 een verzoek tot planschadevergoeding van de wederpartijen afgewezen. Na bezwaar van de wederpartijen, heeft verzoeker op 23 december 2003 het bezwaar gegrond verklaard en een planschadevergoeding van € 6806,70 toegekend, vermeerderd met wettelijke rente. De arrondissementsrechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 31 maart 2005 het beroep van de wederpartijen gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd, met de opdracht aan verzoeker om een nieuwe beslissing te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet direct een nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 2 juni 2005 behandeld. Verzoeker was vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Hermans, terwijl de wederpartijen bijgestaan werden door mr. R.E. Izeboud. De Voorzitter heeft overwogen dat het belang van verzoeker om de uitspraak van de Afdeling af te wachten, zwaarder weegt dan het financiële belang van de wederpartijen om direct over de planschadevergoeding te kunnen beschikken.

De Voorzitter heeft uiteindelijk beslist dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar van de wederpartijen hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de bodemprocedure. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 juni 2005.

Uitspraak

200504197/2.
Datum uitspraak: 10 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Heusden,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/540 van de arrondissementsrechtbank 's-Hertogenbosch van 31 maart 2005 in het geding tussen:
[wederpartijen], wonend te [woonplaats]
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 1999 heeft verzoeker het verzoek van [wederpartijen] tot planschadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening afgewezen.
Bij besluit van 23 december 2003 heeft verzoeker het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en een planschadevergoeding toegekend van € 6806,70, te vermeerderen met wettelijke rente.
Bij uitspraak van 31 maart 2005, verzonden op 4 april 2005, heeft de arrondissementsrechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat verzoeker met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2005, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 juni 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Hermans, ambtenaar der gemeente, is verschenen.
Voorts zijn [wederpartijen], bijgestaan door mr. R.E. Izeboud, advocaat te Rosmalen, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoeker heeft de Voorzitter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hem wordt toegestaan om de uitspraak van de Afdeling op het door hem ingestelde hoger beroep af te wachten en hij niet thans, door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank, terwijl verzoeker die uitspraak in hoger beroep juist ten gronde aanvecht.
2.3.    Tegenover het belang van verzoeker, zoals dat in het verzoek en ter zitting is toegelicht, staat het belang van [wederpartijen] om reeds - al was het maar voorlopig - te kunnen beschikken over het bedrag, waarop zij aanspraak menen te kunnen maken. Dit belang is louter financieel van aard. Ter zitting hebben [wederpartijen] gesteld belang te hebben bij naleving van de uitspraak van de rechtbank, omdat zij hun inkomsten zien afnemen en voorts alleen een AOW-uitkering genieten. Niet valt in te zien dat dit belang als voldoende zwaarwegend opweegt tegen de hiervoor bedoelde belangen van verzoeker, waarbij dezerzijds wel zal worden bevorderd, dat de Afdeling het hoger beroep zo spoedig mogelijk zal behandelen.
2.4.    Het verzoek dient op na te melden wijze te worden toegewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar van [wederpartijen] hoeft te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2005
47-496.