ECLI:NL:RVS:2005:AT7436

Raad van State

Datum uitspraak
10 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503134/4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake planschadevergoeding door de gemeente Heemskerk

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 juni 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld door de raad van de gemeente Heemskerk tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 21 februari 2005 het beroep van eiser gegrond had verklaard. Eiser had een verzoek tot planschadevergoeding ingediend, dat door de gemeente op 28 mei 2003 was afgewezen. De gemeente verklaarde het bezwaar tegen deze afwijzing ongegrond bij besluit van 29 januari 2004. De rechtbank oordeelde dat de gemeente een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, wat de gemeente in hoger beroep aanvecht.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 2 juni 2005 het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente, vroeg de Voorzitter om te bepalen dat hij niet onmiddellijk een nieuwe beslissing op bezwaar hoefde te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De Voorzitter overwoog dat het belang van verzoeker om de uitspraak van de Afdeling af te wachten zwaarder weegt dan het financiële belang van eiser om snel over de schadevergoeding te kunnen beschikken. Er waren geen bijzondere omstandigheden die het belang van eiser zwaarder maakten.

De Voorzitter heeft daarom besloten dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit besluit is genomen zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 juni 2005.

Uitspraak

200503134/4.
Datum uitspraak: 10 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Heemskerk,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04-470 van de rechtbank Haarlem van 21 februari 2005 in het geding tussen:
[eiser], wonend te [woonplaats]
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2003 heeft verzoeker het verzoek van eiser tot planschadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening afgewezen.
Bij besluit van 29 januari 2004 heeft verzoeker het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 februari 2005, verzonden op 24 februari 2005, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat verzoeker met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2005, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 23 mei 2005 heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 juni 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door C.G. van den Brink, I. Dias en A. Rabius, allen ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
Voorts is [eiser] daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoeker heeft de Voorzitter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hem wordt toegestaan om de uitspraak van de Afdeling op het door hem ingestelde hoger beroep af te wachten en hij niet thans, door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank, terwijl verzoeker die uitspraak in hoger beroep juist ten gronde aanvecht.
2.3.    Tegenover het belang van verzoeker, zoals dat in het verzoek en ter zitting is toegelicht, staat het belang van [eiser] om reeds - al was het maar voorlopig - te kunnen beschikken over het bedrag, waarop hij aanspraak meent te kunnen maken. Dit belang is louter financieel van aard. Nu geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken, weegt het reeds om die reden als onvoldoende zwaarwegend niet op tegen de hiervoor bedoelde belangen van verzoeker.
2.4.    Het verzoek dient op na te melden wijze te worden toegewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar van [eiser] hoeft te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2005
47-496.