ECLI:NL:RVS:2005:AT7408

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408563/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een revisievergunning voor een machinefabriek en proefkeuken in Gemert-Bakel met betrekking tot geluidnormen

In deze zaak heeft de Raad van State op 15 juni 2005 uitspraak gedaan over een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel. Het college had op 14 september 2004 een revisievergunning verleend aan een vergunninghoudster voor een machinefabriek voor de voedselindustrie en een proefkeuken. Dit besluit werd ter inzage gelegd op 20 september 2004. De appellant, die zich benadeeld voelde door de vergunningverlening, heeft op 19 oktober 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld op 12 april 2005, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. J. Verjans, en de verweerder door ambtenaren van de gemeente, E. Kramer en T. Tijssen. Ook de vergunninghoudster was aanwezig, vertegenwoordigd door B. Beekmans.

De kern van het geschil betrof de verruiming van de werktijden die in de vergunning was opgenomen. De appellant betoogde dat deze verruiming zou leiden tot een toename van geluidshinder, omdat de vergunninghoudster meer geluid zou produceren dan voorheen. Hij stelde dat de verweerder ten onrechte was uitgegaan van hogere grenswaarden dan het referentieniveau van het omgevingsgeluid en de richtwaarden uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. De verweerder had zich gebaseerd op een akoestisch rapport van 16 juli 2003, opgesteld door Cauberg-Huygen, waaruit bleek dat de inrichting kon voldoen aan de geldende geluidnormen, zelfs bij verruiming van de werktijden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de geluidnormen in de vergunning waren aangescherpt ten opzichte van de eerdere vergunning en dat deze toereikend waren ter bescherming tegen geluidhinder. De Afdeling concludeerde dat de uitbreiding van de bedrijfstijden weliswaar leidde tot een langere geluidproductie, maar dat dit niet afdeed aan de adequaatheid van de vergunningvoorschriften. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200408563/1.
Datum uitspraak: 15 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2004, kenmerk WM/1700, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een machinefabriek voor de voedselindustrie en een proefkeuken op de percelen [locaties], kadastraal bekend gemeente Gemert-Bakel, sectie […], nummers […]. Dit besluit is op 20 september 2004 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 19 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 20 oktober 2004, beroep ingesteld.
Verweerder is in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie in te dienen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Verjans, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door E. Kramer en T. Tijssen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door B. Beekmans, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij het bestreden besluit is een revisievergunning verleend in verband met, voorzover hier van belang, verruiming van de werktijden.
2.1.1.        Appellant betoogt dat verweerder ten onrechte vergunning heeft verleend voor de verruiming van de werktijden, omdat door die verruiming meer geluid mag en zal worden geproduceerd dan tot dusverre. Verder is verweerder volgens hem ten onrechte uitgegaan van de grenswaarden uit de eerder aan vergunninghoudster verleende vergunning, nu die waarden hoger zijn dan het referentieniveau van het omgevingsgeluid en hoger dan de richtwaarden uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening.
2.1.2.        Verweerder heeft zich bij de beoordeling van de aanvraag om vergunning gebaseerd op een door vergunninghoudster overgelegd akoestisch rapport van 16 juli 2003, opgesteld door Cauberg-Huygen. Volgens verweerder blijkt uit dat rapport dat de inrichting, ook indien de werktijden worden verruimd, kan voldoen aan de tot dusverre geldende  geluidnormen (te weten: 50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond en nachtperiode). Volgens verweerder kan van vergunninghouder niet  worden gevergd om zodanige maatregelen te treffen, dat op alle meetpunten wordt voldaan aan de richtwaarden die in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening zijn aanbevolen voor een rustige woonwijk (te weten: 45, 40 en 35 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode). Hij heeft daarbij overigens te kennen gegeven dat de omgeving van de inrichting  in akoestische zin niet zonder meer overeenkomt met een rustige woonwijk. Aangezien in vergunningvoorschrift 5.1.1 de normen zijn aangescherpt ten opzichte van de tot dusverre geldende normen, wordt volgens verweerder niettemin een adequaat beschermingsniveau geboden tegen geluidhinder.
2.1.3.        In vergunningvoorschrift 5.1.1, voorzover hier van belang, is bepaald dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten op geen enkel meetpunt meer mag bedragen dan 49, 42 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
2.1.4.        De Afdeling stelt vast dat de geluidnormen in vergunningvoorschrift 5.1.1 op alle relevante meetpunten zijn aangescherpt ten opzichte van de onderliggende vergunning. Uit de referentieniveaukaart van de omgeving leidt de Afdeling af dat het referentieniveau in de omgeving van de inrichting door de nabijheid van een weg van plaats tot plaats sterk varieert en dat ter plaatse van de meeste woningen in die omgeving het referentieniveau uitstijgt boven de richtwaarden voor een rustige woonwijk. Verweerder heeft zich onder die omstandigheden in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat vergunningvoorschrift 5.1.1 toereikend is ter bescherming tegen geluidhinder. De uitbreiding van de bedrijfstijden leidt er wel toe dat de geluidproductie langer zal kunnen plaatsvinden, maar dit doet niet af aan het vorenstaande.
2.2.        Het beroep is ongegrond.
2.3.        Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt    w.g. Stolker
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2005
157-428.