ECLI:NL:RVS:2005:AT7408
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W. Konijnenbelt
- M.A.G. Stolker
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een revisievergunning voor een machinefabriek en proefkeuken in Gemert-Bakel met betrekking tot geluidnormen
In deze zaak heeft de Raad van State op 15 juni 2005 uitspraak gedaan over een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel. Het college had op 14 september 2004 een revisievergunning verleend aan een vergunninghoudster voor een machinefabriek voor de voedselindustrie en een proefkeuken. Dit besluit werd ter inzage gelegd op 20 september 2004. De appellant, die zich benadeeld voelde door de vergunningverlening, heeft op 19 oktober 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld op 12 april 2005, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. J. Verjans, en de verweerder door ambtenaren van de gemeente, E. Kramer en T. Tijssen. Ook de vergunninghoudster was aanwezig, vertegenwoordigd door B. Beekmans.
De kern van het geschil betrof de verruiming van de werktijden die in de vergunning was opgenomen. De appellant betoogde dat deze verruiming zou leiden tot een toename van geluidshinder, omdat de vergunninghoudster meer geluid zou produceren dan voorheen. Hij stelde dat de verweerder ten onrechte was uitgegaan van hogere grenswaarden dan het referentieniveau van het omgevingsgeluid en de richtwaarden uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. De verweerder had zich gebaseerd op een akoestisch rapport van 16 juli 2003, opgesteld door Cauberg-Huygen, waaruit bleek dat de inrichting kon voldoen aan de geldende geluidnormen, zelfs bij verruiming van de werktijden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de geluidnormen in de vergunning waren aangescherpt ten opzichte van de eerdere vergunning en dat deze toereikend waren ter bescherming tegen geluidhinder. De Afdeling concludeerde dat de uitbreiding van de bedrijfstijden weliswaar leidde tot een langere geluidproductie, maar dat dit niet afdeed aan de adequaatheid van de vergunningvoorschriften. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.