ECLI:NL:RVS:2005:AT6974

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200500707/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de loting voor de opleiding Tandheelkunde door de Informatie Beheer Groep

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante die door de Informatie Beheer Groep (IBG) is uitgeloot voor de opleiding Tandheelkunde voor het studiejaar 2004-2005. Het Centraal Bureau Aanmelding en Plaatsing heeft op 14 juli 2004 aan appellante bericht dat zij niet is ingeloot. Na een ongegrond verklaard bezwaar door de IBG op 11 augustus 2004, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 22 december 2004 het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij betoogt dat de lotingmethode van de IBG niet voldoende willekeurig is en dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld dat de oorspronkelijke alfabetische volgorde een rol speelt in de loting.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 mei 2005 behandeld. Appellante was in persoon aanwezig, bijgestaan door een gemachtigde, terwijl de IBG werd vertegenwoordigd door mr. F. Hummel-Fekkes. De Afdeling overweegt dat de lotingmethode, waarbij de oorspronkelijke alfabetische volgorde een rol speelt, voldoende willekeurig is volgens de Regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor verdergaande eisen aan het lotingsysteem. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200500707/1.
Datum uitspraak: 8 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1049 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 december 2004 in het geding tussen:
appellante
en
de Informatie Beheer Groep.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2004 heeft het Centraal Bureau Aanmelding en Plaatsing appellante namens de Informatie Beheer Groep (hierna: IBG) bericht dat zij is uitgeloot voor de opleiding Tandheelkunde (Voltijd) voor het studiejaar 2004-2005.
Bij besluit van 11 augustus 2004 heeft de IBG het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd maar bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 21 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 februari 2005 heeft de IBG van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2005, waar appellante in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en de IBG, vertegenwoordigd door mr. F. Hummel-Fekkes, werkzaam bij de IBG, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Artikel 16, tweede lid, van de Regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs (Uitleg Reg. 1999, 22; hierna: de Regeling) luidt: "De notaris kent iedere gegadigde een willekeurig lotnummer toe."
2.2.    Het hoger beroep richt zich tegen de aangevallen uitspraak, voorzover de rechtbank daarbij heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 11 augustus 2004 in stand blijven. Appellante bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de door de IBG gehanteerde lotingmethode, waarbij de oorspronkelijke alfabetische volgorde in zekere zin een rol blijft spelen, voldoende willekeurig is in de zin van de Regeling en dat er geen aanknopingspunten zijn te vinden op grond waarvan moet worden aangenomen dat de regelgever aan het door de IBG gehanteerde lotingsysteem verdergaande eisen beoogde te stellen.
Appellante betoogt dat de overwegingen van de rechtbank die tot dit oordeel hebben geleid, onbegrijpelijk en onjuist zijn, aangezien de regelgever niet uitgaat van een "oorspronkelijke alfabetische volgorde" maar van een volstrekt willekeurig lotnummer, getrokken door de notaris. Appellante is van mening dat een oorspronkelijke alfabetische volgorde niet voldoende willekeurig is in de zin van de Regeling.
2.2.1.    Voorts richt het hoger beroep zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het feit dat na de rangschikking aan alle lotnummers volgnummers worden toegekend, niet met zich brengt dat het lotnummer niet meer bepalend is voor de vraag of al dan niet wordt ingeloot voor een studie.
Appellante betoogt dat, ingeval sprake is van rangschikking van lotnummers, het niet anders kan zijn dan dat ook het volgnummer blijkbaar een medebepalende factor is geworden, hetgeen niet op de wet of andere regelgeving is gebaseerd. Bovendien is volgens appellante niet duidelijk welke volgnummerlijst is gehanteerd, aangezien een lijst met volgnummers niet is overgelegd. Zonder een dergelijke lijst is verificatie niet mogelijk.
2.3.    Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder in haar uitspraak van 25 september 2002, inzake nr.
200200118/1heeft geoordeeld, is de gehanteerde methode, waarbij de oorspronkelijke alfabetische volgorde in zekere zin een rol blijft spelen, voldoende willekeurig in de zin van de Regeling. In de wetsgeschiedenis en in de toelichting op de Regeling zijn geen aanknopingspunten te vinden op grond waarvan moet worden aangenomen dat de regelgever aan het lotingsysteem verdergaande eisen beoogde te stellen. Hoewel er andere lotingmethoden denkbaar zijn, zoals ook blijkt uit de door appellante beschreven simulatie, die de door appellante voorgestane willekeur in wiskundige zin benaderen, kan niet worden staande gehouden dat het door de IBG gehanteerde systeem niet aan het in de Regeling gestelde vereiste voldoet. Dat de IBG een lijst met volgnummers, wat daar ook van zij, eerst ter zitting heeft overgelegd, maakt dit niet anders.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank terecht en op goede gronden de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand heeft gelaten.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk    w.g. Groenendijk
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2005
164-384.