200410368/1.
Datum uitspraak: 8 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 20 april 2004 heeft de gemeenteraad van Asten, op voorstel van burgemeester en wethouders van 16 maart 2004, vastgesteld het bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Asten 1998, herziening 2003".
Verweerder heeft bij besluit van 2 november 2004, no. 997687, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 21 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2004, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 januari 2005.
Bij brief van 15 februari 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.J.A.M. van der Meijden, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door M.H.P. van den Elsen, ambtenaar van de gemeente, gehoord. Appellante is, met bericht van afwezigheid, niet verschenen.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan artikel 2.1, lid B, aanhef en sub 2, onder f, van de planvoorschriften, omdat de daarin opgenomen regeling de directe uitbreidingsmogelijkheden beperkt tot 15% van de oppervlakte van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing. Appellante stelt dat deze beperking de continuïteit van haar bedrijf in gevaar brengt. Daartoe voert zij aan dat om uitvoering te kunnen geven aan de aan haar verleende milieuvergunning en om te kunnen voldoen aan het Varkensbesluit van 1998 zij meer uitbreidingsmogelijkheden dan 15% nodig heeft. De in het plan opgenomen vrijstellingsmogelijkheden voor uitbreidingen met meer dan 15% biedt appellante onvoldoende zekerheid.
Daarnaast voert appellante aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een verdergaande regeling op dit punt in strijd is met het streekplan. Volgens het streekplan is in verwevingsgebieden een directe bouwmogelijkheid tot 1,5 ha toegestaan.
2.3. Verweerder heeft het plan op dit punt niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het plan in zoverre goedgekeurd. Verweerder vindt dat de gemeenteraad met de regeling betreffende de uitbreidingsmogelijkheden op een aanvaardbare wijze invulling heeft gegeven aan het streekplanbeleid. Een ruimere directe uitbreidingsmogelijkheid acht verweerder in strijd met het streekplan.
Volgens verweerder is het standpunt van appellante dat op grond van het ontwerp-reconstructieplan in verwevingsgebieden zonder meer bouwmogelijkheden tot 1,5 hectare bestaan, niet juist.
Vaststelling van de feiten
2.4. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1. Het perceel waar appellante haar bedrijf voert, ligt aan de [locatie] te [plaats] en heeft de detailbestemming "Agrarisch bedrijf", de aanduiding "agrarische structuur" en de nadere aanduiding "hydrologische bufferzone Groote Peel". Het perceel ligt ongeveer 1 km ten noorden van het natuurgebied de Groote Peel.
2.4.2. Artikel 2.1, lid B, aanhef en sub 2, onder f, van de planvoorschriften bepaalt dat de grond met de bestemming "Agrarische bedrijven" uitsluitend mag worden bebouwd ten dienste van de in de doeleindenomschrijving aangegeven bestemming waarbij voor het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt dat de gezamenlijke oppervlakte bij agrarische bedrijven met de aanduiding "agrarische structuur" en de nadere aanduiding "hydrologische bufferzone Groote Peel" niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte vermeerderd met 15%.
Ingevolge artikel 3.2 in samenhang met het daar opgenomen schema van de planvoorschriften is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, voor zover hier van belang, vrijstelling te verlenen voor vergroting van de totale bedrijfsoppervlakte binnen een bouwblok. Voor toepassing van deze vrijstelling moet aan het afwegingskader neergelegd in artikel 3.0 en de voorwaarden neergelegd in artikel 3.2.13 van de planvoorschriften worden voldaan.
Artikel 3.2.13, aanhef en sub 1, onder 1 b, van de planvoorschriften bepaalt, voor zover hier van belang, dat bij intensieve veehouderijen vrijstelling kan worden verleend tot maximaal 1 ha of 25% van de bebouwing voorzover de aanwezige bebouwing deze 1 ha reeds overschrijdt; vrijstelling voor uitbreiding van bebouwing boven voornoemde maat is eenmalig toegestaan, uitsluitend als dit noodzakelijk is vanwege de eisen voor dierenwelzijn.
2.4.3. Volgens de kaart van het streekplan "Brabant in balans" 2002 (hierna: het streekplan) ligt het perceel in een gebied met de aanduiding "AHS-landschap". Volgens paragraaf 3.4.7. van het streekplan mogen grondgebonden agrarische bedrijven in de AHS-landschap hun bouwblok uitbreiden met 15%, of tot een omvang van 1,5 hectare als het bouwblok na toepassing van dit uitbreidingspercentage kleiner zou zijn. Intensieve veehouderijen in de AHS-landschap mogen eenmalig hun bouwblok uitbreiden, uitsluitend als dit noodzakelijk is vanwege de eisen voor dierenwelzijn.
2.4.4. In het ontwerp-reconstructieplan "De Peel" zijn ten aanzien van intensieve veehouderijen in verwevingsgebieden, waarin het perceel van appellant komt te liggen, uitbreidingsmogelijkheden van bouwblokken vermeld.
2.4.5. Niet in geschil is dat de in artikel 3.2 in samenhang met artikel 3.2.13 van de planvoorschriften opgenomen vrijstellingsbevoegdheden, zoals hiervoor zijn weergegeven, appellante voldoende mogelijkheden biedt voor de door haar benodigde uitbreiding van de bedrijfsbebouwing.
Het oordeel van de Afdeling
2.5. Het provinciale ruimtelijke beleid coördineert de verschillende bovengemeentelijke belangen en geeft in hoofdlijnen de toekomstige ontwikkeling van het in dat plan begrepen gebied aan. Het is aldus het beleidskader voor de provinciale ruimtelijke ordening en vervult een rol als toetsingskader voor het college van gedeputeerde staten bij zijn besluiten over de goedkeuring van bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan dat overeenstemt met het streekplan kan evenwel, mede gelet op het verschil in schaalniveau, niet zonder meer worden aangeduid als een goede ruimtelijke ordening. In een concreet geval kan onverkorte toepassing van het provinciale beleid, gelet op bijzondere omstandigheden, voor een of meer belangen immers onevenredige nadelig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
2.5.1. Blijkens de hiervoor weergegeven planvoorschriften is een rechtstreekse uitbreiding van 15% van de bestaande bebouwingsoppervlakte binnen een bouwvlak mogelijk. Voor uitbreidingen die dit percentage overschrijden, is voorzien in een vrijstellingsbevoegdheid waarbij ten behoeve van het voldoen aan het Varkensbesluit geen begrenzing in percentage of oppervlakte is opgenomen.
Verweerder heeft terecht het provinciale beleid als neergelegd in het streekplan toegepast. Het ontwerp-reconstructieplan "De Peel", waaraan appellante refereert met haar stelling dat intensieve veehouderijen in verwevingsgebieden mogen uitbreiden tot 1,5 ha, bevond zich ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog in de ontwerpfase. Verweerder heeft dit plan dan ook terecht niet bij zijn beoordeling betrokken.
Het streekplanbeleid met betrekking tot intensieve veehouderijen die zijn gelegen in gebieden met de aanduiding "AHS-landschap" is in het algemeen niet onredelijk. Het standpunt van verweerder dat een directe uitbreidingsmogelijkheid van de bedrijfsbebouwing voor intensieve veehouderijen boven de 15% in strijd is met dit beleid, is juist.
Gelet hierop en de ligging van het perceel in de hydrologische bufferzone van het natuurgebied de Grote Peel heeft verweerder een nader afwegingsmoment voor uitbreiding van bebouwing boven 15% redelijk kunnen achten. Nu met toepassing van de vrijstellingsbevoegdheden kan worden voorzien in de door appellante benodigde uitbreidingsmogelijkheden, heeft verweerder in dit concrete geval geen bijzondere omstandigheden aanwezig hoeven achten en aan het streekplanbeleid kunnen vasthouden.
2.6. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep van appellante is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Soede
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2005