ECLI:NL:RVS:2005:AT6553

Raad van State

Datum uitspraak
1 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409524/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • P.A. Offers
  • C.J.M. Schuyt
  • Y.C. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch inzake verzet tegen inschrijving als advocaat

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die verzet heeft aangetekend tegen de beslissing van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem. De Raad van Toezicht had op 12 juni 2003 verklaard verzet te doen tegen de inschrijving van de appellant als advocaat en procureur bij de rechtbank Arnhem. Het beklag dat de appellant hiertegen indiende, werd op 15 december 2003 door het Hof van Discipline ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde op 15 oktober 2004 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk, waarop de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State. De zitting vond plaats op 14 april 2005, waarbij de appellant in persoon verscheen, terwijl de Raad van Toezicht werd vertegenwoordigd door mr. E.H.M. Harbers, advocaat te Arnhem.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het Hof van Discipline geen bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat er geen bezwaar of administratief beroep kan worden ingesteld tegen beslissingen van het Hof van Discipline. De rechtbank was derhalve niet bevoegd om het beroep van de appellant te behandelen. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de rechtbank alsnog onbevoegd verklaard. Tevens is bepaald dat het griffierecht aan de appellant wordt terugbetaald.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 1 juni 2005. De beslissing van de Raad van State heeft belangrijke implicaties voor de rechtspositie van advocaten en de werking van de Advocatenwet, met name in relatie tot de rol van het Hof van Discipline en de Raad van Toezicht.

Uitspraak

200409524/1.
Datum uitspraak: 1 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 oktober 2004 in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem.
1.    Procesverloop
Bij schrijven van 12 juni 2003 heeft de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem (hierna: de Raad van Toezicht) verklaard verzet te doen tegen de inschrijving van appellant als advocaat en procureur bij de rechtbank Arnhem. Het beklag dat appellant daartegen heeft gedaan is bij beslissing van 15 december 2003 door het Hof van Discipline ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 oktober 2004, verzonden op 18 oktober 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 23 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 11 januari 2005 heeft Raad van Toezicht van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 april 2005, waar appellant in persoon en de Raad van Toezicht, vertegenwoordigd door mr. E.H.M. Harbers, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Advocatenwet wordt de verzoeker niet toegelaten tot de beëdiging, indien de Raad van Toezicht binnen zes weken na de indiening van het verzoek verklaart tegen de inschrijving verzet te doen.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Advocatenwet kan de verzoeker gedurende zes weken na de bekendmaking beklag doen bij het Hof van Discipline, bedoeld in artikel 51.
Ingevolge artikel 64 van de Advocatenwet zijn de bovenvermelde artikelen op de procureurs van overeenkomstige toepassing.
2.1.1.    Ingevolge artikel 1:1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die met rechtspraak zijn belast, niet als bestuursorgaan aangemerkt.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 1:5, eerste lid, van de Awb wordt onder het maken van bezwaar verstaan het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Ingevolge artikel 1:5, tweede lid, van de Awb wordt onder het instellen van administratief beroep verstaan het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk het besluit heeft genomen.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
2.2.    De Afdeling deelt niet het standpunt van appellant dat het Hof van Discipline een bestuursorgaan is. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 51 tot en met 54 van de Advocatenwet is het Hof van Discipline een onafhankelijk bij wet ingesteld orgaan dat met rechtspraak is belast als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, onder c, van de Awb. Anders dan appellant meent, kan bij het Hof van Discipline dan ook geen bezwaar worden gemaakt, noch kan bij dat Hof administratief beroep worden ingesteld tegen beslissingen van de Raad van Toezicht. Evenmin staat tegen beslissingen van het Hof van Discipline beroep op grond van de Awb open. De in artikel 1:1, derde lid van de Awb geregelde uitzondering doet zich in dit geval niet voor. De rechtbank was derhalve niet bevoegd van het beroep kennis te nemen.
2.3.    Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, verklaart de Afdeling de rechtbank alsnog onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
2.4.    Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
2.5.    Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt mee dat het griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep - naar analogie van artikel 41, vijfde lid - door de Secretaris van de Raad van State aan appellant wordt terugbetaald.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 oktober 2004, AWB 04/296;
III.    verklaart de rechtbank alsnog onbevoegd;
IV.    verstaat dat de Secretaris aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 205,00 terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.J.M. Schuyt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom    w.g. Visser
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2005
148.