200409123/1.
Datum uitspraak: 25 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
A.J.J.W. Hendrix en anderen, wonend te Weert,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 28 september 2004 in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Weert
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
Bij besluit van 24 juni 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert (hierna: het college) aan Woningmaatschappij Balans een reguliere bouwvergunning verleend voor 5 woonwagens op een perceel aan de Volderstraat, kadastraal bekend gemeente Weert, sectie R, nr. 03209 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 17 februari 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 september 2004, verzonden op dezelfde dag, voorzover van belang, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 4 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 januari 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 april 2005, waar appellanten, vertegenwoordigd door [appellant 1], gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door H.L.M.G. Creemers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [acht appellanten] hebben geen beroep ingesteld tegen het besluit van 17 februari 2004. Gesteld noch gebleken is dat hen dit niet redelijkerwijs kan worden verweten. Voorzover het hoger beroep door hen is ingesteld, dient het gelet op de artikelen 6:13 en 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.2. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, voorzover van belang, mag een reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
2.3. Niet in geschil is dat het bouwplan in overeenstemming is met de op het perceel ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Woonwagenlocatie Volderstraat" (hierna: het bestemmingsplan) rustende bestemming "Woonwagenstandplaatsen".
2.4. Voorzover appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college bouwvergunning had moeten weigeren omdat het bestemmingsplan niet tijdig is herzien, zoals is voorgeschreven in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, faalt dat betoog. Gelet op voormeld artikel 44, eerste lid, is daarin geen grond gelegen voor weigering van de gevraagde bouwvergunning. De omstandigheid dat met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Parkhof" een in het bestemmingsplan voorziene openbare groenvoorziening rond de woonwagenstandplaatsen gedeeltelijk is komen te vervallen vormt daarvoor evenmin grond. Nu het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, en daarvoor geen vrijstelling was vereist, betekent dit dat het college de gevraagde bouwvergunning moest verlenen en het college de belangen van appellanten niet bij de beslissing op de aanvraag heeft kunnen betrekken. In het kader van de besluitvorming in deze procedure heeft het college die belangen dan ook terecht buiten beschouwing gelaten.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep voorzover ingesteld door [acht appellanten] niet-ontvankelijk;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Willems
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2005