ECLI:NL:RVS:2005:AT6150
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- T.L.J. Drouen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in milieurechtelijke vergunningverlening
In deze zaak heeft de Raad van State op 20 mei 2005 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een milieurechtelijke vergunning. Het geschil betreft een besluit van 22 februari 2005, waarbij de burgemeester en wethouders van Overbetuwe een vergunning hebben verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting, gelegen aan [locatie 1] te [plaats]. Dit besluit is op 2 maart 2005 ter inzage gelegd. De verzoeker heeft op 13 april 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, welke op 10 mei 2005 ter zitting is behandeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. De kern van het geschil is of het bedrijf op het naastgelegen perceel [locatie 2] tezamen met de desbetreffende inrichting één inrichting vormt volgens de Wet milieubeheer. De Voorzitter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de inrichting nog niet is opgericht en de procedure voor de bouwvergunning nog niet is afgerond. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van een spoedeisend belang bij het treffen van voorlopige voorzieningen en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden verleend. De beslissing van de Voorzitter is in het openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.