ECLI:NL:RVS:2005:AT6139
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R. Cleton
- P.J.A.M. Broekman
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening mosselzaadinvang in de Waddenzee
In deze zaak heeft de Raad van State op 19 mei 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een vergunning voor het uitvoeren van onderzoek naar mosselzaadinvang in de Waddenzee. De vergunning was verleend door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 1 maart 2005, onder voorschriften ingevolge artikel 12 van de Natuurbeschermingswet. Verzoekster, het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek B.V./Animal Science Group, had de vergunning aangevraagd om onderzoek te doen naar mosselzaadinvang met mosselkorven, dat tot uiterlijk 1 mei 2008 zou duren. Tegen deze vergunning maakten CPO Visserijbelangen Wieringen en West 6 B.V. bezwaar, waarna verzoekster de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft op 10 mei 2005 de zaak ter zitting behandeld, waarbij verzoekster en verweerder vertegenwoordigd waren. Verzoekster betoogde dat er groot spoedeisend belang was bij het opheffen van de schorsende werking van de bezwaren, omdat de productie van mossellarven in de komende weken plaatsvond en het onderzoek tijdig moest worden uitgevoerd om wetenschappelijke conclusies te kunnen trekken. De vergunning betrof drie locaties in het staatsnatuurmonument de Waddenzee, en de Voorzitter concludeerde dat het mosselkorfproject paste binnen het beleidsbesluit schelpdiervisserij 2005-2020.
De Voorzitter oordeelde dat de vergunning een passende beoordeling bevatte van de effecten op de natuur en dat er geen wetenschappelijke twijfel bestond over de schadelijkheid van het project voor de Waddenzee. Het verzoek om voorlopige voorziening werd derhalve ingewilligd, en de opschortende werking van de bezwaren werd opgeheven. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.