ECLI:NL:RVS:2005:AT5643

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200406014/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschadevergoeding voor Hotel-, Congres- en Sportcentrum De Giraf te Emmen

In deze zaak heeft de Raad van State op 18 mei 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om planschadevergoeding van het 'Hotel-, Congres- en Sportcentrum De Giraf' te Emmen. De gemeenteraad van Emmen had op 22 juni 2000 een verzoek om schadevergoeding afgewezen, waarna de besloten vennootschappen 'De Zuid-Oosthal B.V.' en 'De Giraf B.V.' hiertegen in beroep gingen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Assen verklaarde het beroep op 29 juni 2004 gegrond en vernietigde het besluit van de gemeenteraad, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen. De gemeenteraad ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat De Zuid-Oosthal B.V. niet als partij was toegelaten, omdat het verzoek om schadevergoeding namens hen was ingediend. De Raad concludeerde dat de gemeenteraad zich ten onrechte op het standpunt had gesteld dat het planologisch nadeel voor verzoekster voorzienbaar was. De voorzieningenrechter had terecht overwogen dat de gemeenteraad niet had aangetoond dat de verzoekster bij de aankoop van de gronden rekening had moeten houden met een mogelijke wijziging van het planologische regime.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep van de gemeenteraad gegrond, vernietigde de uitspraak van de voorzieningenrechter voor zover het beroep van De Giraf B.V. ontvankelijk was geacht, en verklaarde dat beroep alsnog niet-ontvankelijk. De overige delen van de uitspraak werden bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200406014/1.
Datum uitspraak: 18 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Emmen,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. 04/423 BELEI van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 29 juni 2004 in het geding tussen:
de besloten vennootschappen "De Zuid-Oosthal B.V." en "De Giraf B.V.", beide gevestigd te Emmen
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2000 heeft appellant (hierna: de gemeenteraad) een verzoek van het "Hotel-, Congres- en Sportcentrum De Giraf" te Emmen om planschadevergoeding afgewezen.
Bij besluit van 25 maart 2004 heeft de gemeenteraad het daartegen door "Best Western hotel, congres- en sportcentrum de Giraf" te Emmen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juni 2004, verzonden op 2 juli 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen (hierna: de voorzieningenrechter), voorzover thans van belang, het daartegen door de besloten vennootschappen De Zuid-Oosthal B.V. en De Giraf B.V. ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de gemeenteraad een nieuw besluit op het bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de gemeenteraad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juli 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 9 september 2004 hebben De Zuid-Oosthal B.V. en De Giraf B.V. van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2005, waar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. T.J. van Drooge, advocaat te Almelo, en mr. J.T. Oosterhof en F. Agteres, beiden ambtenaar bij de gemeente Emmen, en De Zuid-Oosthal B.V. en De Giraf B.V., vertegenwoordigd door mr. A. Kaspers, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het betoog van de gemeenteraad dat de voorzieningenrechter De Zuid-Oosthal B.V. ten onrechte als partij heeft toegelaten, omdat zij het verzoek om schadevergoeding niet heeft ingediend, faalt. Het verzoek is ingediend namens Hotel-, Congres- en Sportcentrum De Giraf. Dit was destijds de handelsnaam van De Zuid-Oosthal B.V., die het desbetreffende centrum exploiteerde. Het verzoek is derhalve door De Zuid-Oosthal B.V. (hierna: verzoekster) ingediend.
Gelet hierop, moet het ervoor worden gehouden dat het bezwaarschrift is ingediend door verzoekster. Uit dat bezwaarschrift blijkt niet dat het tevens namens De Giraf B.V. is ingediend. De voorzieningenrechter heeft het beroep van De Giraf B.V. dan ook ten onrechte niet niet-ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep is in zoverre gegrond.
2.2.    Voor de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding krachtens artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), als hier aan de orde, dient te worden onderzocht of sprake is van een wijziging van het planologische regime, waardoor de verzoeker in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden.
2.3.    Het verzoek heeft betrekking op schade, bestaande in de kosten van geluidsisolatie, veroorzaakt door woningbouw die door verlening van een vrijstelling krachtens artikel 19 van de WRO op een afstand van 50 meter van haar evenementencentrum mogelijk is geworden.
2.4.    De gemeenteraad heeft zich bij de beslissing op bezwaar van 25 maart 2004 op het standpunt gesteld dat het planologisch nadeel, waaruit de schade voortvloeit, voor verzoekster voorzienbaar was, nu uit de "Structuurnota Emmen Centrum" (hierna: de Structuurnota), die hij op 26 januari 1981 heeft vastgesteld, afgeleid kan worden dat het gebied ten westen van de spoorbaan en gelegen tussen de Kerkhoflaan, de Wilhelminastraat en de Dordtsestraat, in aanmerking komt voor versterking van de woonfunctie.
2.5.    De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de gemeenteraad zich ten onrechte op dat standpunt heeft gesteld, omdat - samengevat weergegeven - uit de Structuurnota hooguit kan worden afgeleid dat woningbouw in het gebied tussen de Beatrixlaan en de spoorbaan een theoretische mogelijkheid was en verzoekster daarmee bij aankoop van de desbetreffende gronden als onvoldoende concreet geen rekening behoefde te houden. De voorzieningenrechter heeft daartoe mede van belang geacht dat in de jaren 80, gelet op de toen geldende inzichten, geluidsnormen en bestaande isolatiemogelijkheden, woningbouw zo dicht aan het spoor naar alle waarschijnlijkheid niet aan de orde was.
2.6.    De gemeenteraad betoogt dat de voorzieningenrechter aldus miskent dat uit de Structuurnota niet volgt dat louter sprake is van een theoretische mogelijkheid dat woningbouw wordt gerealiseerd in het desbetreffende gebied en een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van de vraag of sprake is van voorzienbaarheid. Voorts betoogt hij dat de voorzieningenrechter ten onrechte aan de deskundigheid van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ), die de gemeenteraad terzake mede heeft geadviseerd, voorbij is gegaan.
2.7.    De voorzieningenrechter heeft terecht als uitgangspunt genomen dat de vraag of sprake is van voorzienbaarheid van de planologische wijziging, op grond waarvan het daaruit voortvloeiende nadeel redelijkerwijs voor rekening van verzoekster moet blijven, moet worden beantwoord aan de hand van het criterium of ten tijde van de aankoop van de desbetreffende onroerende zaak voor haar als redelijk denkende en handelende koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie in voor haar ongunstige zin zou veranderen.
Anders dan de gemeenteraad betoogt, is de voorzieningenrechter terecht tot de conclusie gekomen dat voor een redelijk denkende en handelende koper in de Structuurnota geen aanleiding te vinden was om er rekening mee te houden dat in het gebied dat wordt begrensd door de Kerkhoflaan, de Beatrixlaan en de Van Schaikweg een woonbestemming zou worden gerealiseerd. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat de tekst van de Structuurnota en de daarin opgenomen kaarten er op duiden dat de rand van het gebied langs de spoorbaan voor kantoor- en bedrijfsfunctie is bedoeld. Op kaart nummer 13, die een mogelijk structuurbeeld aangeeft, is voor het gebied dat wordt begrensd door de Kerkhoflaan, de Wilhelminastraat, de Van Schaikweg en de spoorbaan aangegeven dat daarvoor - in mate van belangrijkheid - een woonfunctie, een kantoorfunctie en een bedrijfsfunctie geldt. Dit omschreven gebied omvat echter meer dan het gebied dat thans aan de orde is.
Uit de in hoofdstuk III "Uitgangspunten" opgenomen kaart nummer 6 van de Structuurnota, die ziet op "Wonen in en rondom het centrum - ontwikkelingsmogelijkheden" en waarop mogelijke locaties voor realisering van woningbouw, inclusief vervanging en/of renovatie, zijn aangegeven, bezien in samenhang met de tekst van de Structuurnota, waarin met betrekking tot het mogelijke structuurbeeld is vermeld dat de rand van het gebied langs de spoorbaan en de Dordtsestraat bezet is en kan worden door de kantoor- en bedrijfsfunctie, heeft de voorzieningenrechter terecht afgeleid dat voor het gebied tussen de Beatrixlaan en de spoorbaan geen woonbestemming is voorzien. Dat de voorzieningenrechter, naar betoogd, ten onrechte heeft overwogen dat, gelet op de in de jaren 80 geldende inzichten, geluidsnormen en bestaande isolatiemogelijkheden, woningbouw zo dicht aan het spoor ook onwaarschijnlijk was, doet hieraan niet af, nu die overweging niet beslissend is voor deze conclusie.
Het betoog dat de voorzieningenrechter ten onrechte aan de deskundigheid van de SAOZ voorbij is gegaan faalt evenzeer. De voorzieningenrechter heeft met juistheid overwogen dat in het advies van de SAOZ niet is ingegaan op de in de Structuurnota vermelde nadere uitgangspunten met betrekking tot de woningbouwlocaties in het gebied.
2.8.    Voorzover de gemeenteraad beoogt te betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat er nog andere gronden voor afwijzing van het verzoek waren, kan dat betoog niet slagen, nu deze aan die afwijzing, noch aan de beslissing op bezwaar, ten grondslag zijn gelegd.
2.9.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voorzover de voorzieningenrechter het beroep van De Giraf B.V. daarbij ontvankelijk heeft geacht en voor het overige te worden bevestigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, wordt dat beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
2.10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 29 juni 2004, 04/423 BELEI, voorzover het beroep van De Giraf B.V. ontvankelijk is geacht;
III.    verklaart dat beroep alsnog niet-ontvankelijk;
IV.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Dallinga
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2005
18-362.