200503520/1.
Datum uitspraak: 9 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Railned B.V." (handelend onder de naam "Prorail"), gevestigd te Utrecht,
verzoekster,
het college van burgemeester en wethouders van Kapelle,
verweerder.
Bij besluit van 24 maart 2005, kenmerk AvdB/11/9, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd als bedoeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vanwege overtreding van artikel 19 van het Besluit geluidhinder spoorwegen. De dwangsom is vastgesteld op € 250.000,00 ineens wanneer dit artikel wordt overtreden.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 21 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 mei 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, en ing. R.J.M. Lourijsen, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J. van den Berge, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is de Belangenvereniging Aanwonenden Spoorlijn, vertegenwoordigd door [gemachtigde] daar gehoord.
2.1. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Krachtens artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Ingevolge het tweede lid strekt een last onder dwangsom ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.
2.2. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit geluidhinder spoorwegen (hierna: Bgs) wordt onder wijziging van een spoorweg verstaan: een wijziging met betrekking tot een aanwezige spoorweg, die verandering brengt in de omstandigheden welke ingevolge de regels die gelden bij de vaststelling van de geluidbelasting vanwege die spoorweg in acht moeten worden genomen.
Ingevolge artikel 1, tweede lid, aanhef en onder a en b, van het Bgs wordt onder een wijziging van een spoorweg in dit besluit niet verstaan de afzonderlijke omstandigheid die bestaat uit een verhoging van minder dan 45% in de maatgevende intensiteit of uit een verhoging van 20% of minder van de verkeerssnelheid van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald weggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten in de ingevolge artikel 1, onder f, in acht te nemen etmaalperiode.
Ingevolge artikel 19 van het Bgs wordt tot aanleg of wijziging van een spoorweg, anders dan op grondslag van een overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 6 vastgesteld of herzien bestemmingsplan, indien binnen de aanwezige of toekomstige zone woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd zijn, niet overgegaan dan in overeenstemming met een onherroepelijk geworden besluit van de gemeenteraad krachtens artikel 21, eerste lid, genomen naar aanleiding van een door de spoorwegexploitant aan burgemeester en wethouders gedane mededeling van zijn voornemen en na een overeenkomstig artikel 20 ingesteld onderzoek.
2.3. Met het besluit van 7 maart 2005, houdende wijziging van het Besluit geluidhinder spoorwegen en het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (saneringsregeling spoorweglawaai) (Stb. 2005, nr. 145), wordt het Bgs gewijzigd. Zo worden onder meer de artikelen 1a en 25 aan het Bgs toegevoegd. Dit besluit is op 22 april 2005 in werking getreden.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van het Bgs wordt tot wijziging van een spoorweg met betrekking waartoe een melding moet worden gedaan als bedoeld in artikel 25, eerste lid, niet overgegaan dan nadat onze Minister met betrekking tot de in dat artikel bedoelde woningen, andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen binnen de zone van die spoorweg uitvoering heeft gegeven aan artikel 27, tweede en negende lid.
Ingevolge het vierde lid zijn in geval van het eerste tot en met derde lid de artikelen 19 tot en met 21 niet van toepassing.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, van het Bgs melden burgemeester en wethouders na een ingesteld akoestisch onderzoek voor 1 januari 2007 aan onze Minister de in de gemeente voorkomende gevallen, waarin op 1 juli 1987 een spoorweg aanwezig was, terwijl op dat tijdstip binnen de zone van die spoorweg reeds woningen, andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen aanwezig waren en de geluidbelasting, vanwege de spoorweg, op dat tijdstip:
a. van de gevel van woningen hoger was dan 65 dB(A);
b. van de gevel van andere geluidgevoelige gebouwen hoger was dan 60 dB(A), onderscheidenlijk
c. aan de grens van andere geluidgevoelige terreinen, anders dan woonwagenstandplaatsen, hoger was dan 65 dB(A).
2.4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder naar aanleiding van een verzoek om handhaving van de Belangenvereniging Aanwonenden Spoorlijn een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van artikel 19 van het Bgs. Vaststaat dat door verzoekster aan verweerder geen mededeling is gedaan als bedoeld in dit artikel. Hierdoor heeft de gemeenteraad geen besluit kunnen nemen met betrekking tot de aanleg of wijziging van een spoorweg. Om geluidhinder voor omwonenden te beperken heeft verweerder besloten om aan verzoekster de last onder dwangsom op te leggen om met ingang van 9 mei 2005 de snelheid van het goederenvervoer over de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal in de nachtperiode (tussen 23.00 uur en 07.00 uur) terug te (doen) brengen tot maximaal 60 km/uur op straffe van verbeurte van een dwangsom ineens van € 250.000,00, zodat geen sprake meer is van een wijziging van een spoorweg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, in samenhang met artikel 1, tweede lid, van het Bgs.
2.4.1. De Voorzitter constateert dat de last onder dwangsom ertoe strekt om overtreding van artikel 19 van het Bgs ongedaan te maken door een maatregel te treffen waardoor dit artikel niet meer van toepassing is op onderhavige situatie. De last onder dwangsom is echter niet gesteld op overtreding van artikel 19. De formulering van de last onder dwangsom is zodanig dat overtreding van artikel 19 geen voorwaarde is voor het verbeuren van een dwangsom.
Mede blijkens het verhandelde ter zitting gaat de Voorzitter ervan uit dat inmiddels sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van het Bgs met betrekking waartoe een melding moet worden gedaan als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van het Bgs. Als gevolg hiervan is de in artikel 19 genoemde procedure niet meer van toepassing op de onderhavige inrichting.
2.5. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kapelle van 24 maart 2005, kenmerk AvdB/11/9, tot zes weken na de beslissing op het door verzoekster bij verweerder ingediende bezwaarschrift;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Kapelle tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 679,23 (zegge: zeshonderdnegenenzeventig euro en drieëntwintig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Kapelle aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Kapelle aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.T. Heijstek-van Leussen, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Heijstek-van Leussen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2005