200405302/1.
Datum uitspraak:4 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 12 mei 2004 in het geding tussen:
de stichting Stichting Regionaal Indicatie Orgaan Centraal Twente.
Bij brief van 6 september 2003 heeft appellant de stichting Stichting Regionaal Indicatie Orgaan Centraal Twente (hierna: het RIO) verzocht om hem op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) een afschrift van het rapport van mevrouw I. Wind, indicatiesteller van het Regionaal Indicatie Orgaan Noordoost Twente, te verstrekken.
Bij brief van 24 september 2003 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek van 6 september 2003.
Bij brief van 27 januari 2004 heeft appellant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift van 24 september 2003.
Bij besluit van 6 april 2004 heeft het RIO het door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard.
Ter zitting bij de rechtbank is het beroep ingetrokken. Voorts is tegelijk met de intrekking van het beroep verzocht om het RIO met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in de proceskosten te veroordelen.
Bij uitspraak van 12 mei 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het RIO veroordeeld in de door appellant gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 80,50. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 23 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 september 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 oktober 2004 heeft het RIO van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door D. Greveling, werkzaam bij Greveling Rechtshulp te Hengelo, is verschenen. De Stichting Centrum indicatiestelling zorg, rechtsopvolger van het RIO, is met bericht van verhindering niet verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet ontvankelijk verklaard.
2.2. Appellant betoogt dat de rechtbank een onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting heeft opgenomen. Het hoger-beroepschrift is echter tijdig en rechtstreeks bij de Afdeling binnengekomen. Mitsdien is appellant door de onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting niet in zijn processuele belangen geschaad, zodat de Afdeling geen redenen ziet de aangevallen uitspraak op deze grond te vernietigen.
2.3. Voorts betoogt appellant dat de rechtbank ten onrechte de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, zijnde de kosten van rechtsbijstand, heeft vastgesteld op €80,50. Dit betoog slaagt. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak gelet op de gang van zaken een wegingsfactor van 0,25 toegepast en haar oordeel omtrent de proceskosten voor het overige niet gemotiveerd. De toepassing van die wegingsfactor is in dit geval niet onjuist of onredelijk. Het moet er voor worden gehouden dat de rechtbank voor het overige onverkort toepassing heeft gegeven aan de voorschriften van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarvan uitgaande is de beslissing van de rechtbank onjuist. De rechtbank heeft een bedrag van €80,50 toegekend. Gelet op het bepaalde in de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht, onder A en C, dient echter zowel één punt te worden toegekend voor het beroepschrift, alsmede één punt voor het verschijnen van de gemachtigde ter zitting. Met toepassing van de wegingsfactor van 0,25 dienen de te vergoeden proceskosten vastgesteld te worden op €161,00.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de proceskosten alsnog vaststellen op €161,00.
2.5. Het RIO dient op na te melden wijze in de proceskosten in hoger beroep te worden veroordeeld. De Afdeling ziet aanleiding gelet op het gewicht van de zaak een wegingsfactor van 0,25 toe te passen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Almelo van 12 mei 2004, 04/79 AWBZ V1 A;
III. veroordeelt de Stichting Regionaal Indicatie Orgaan Centraal Twente in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de Stichting Regionaal Indicatie Orgaan Centraal Twente te worden betaald aan appellant;
IV. gelast dat Stichting Regionaal Indicatie Orgaan Centraal Twente aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 205,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Zwemstra
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2005