ECLI:NL:RVS:2005:AT5091
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- P.A. de Vink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake dwangsom voor sluikhandel in afvalstoffen
In deze zaak heeft de Raad van State op 27 april 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'CVB Ecologistics B.V.' uit Tilburg, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Dit besluit, genomen op 3 maart 2005, hield in dat verzoekster zich moest onthouden van sluikhandel in afvalstoffen, zoals vastgelegd in artikel 26, eerste lid, van de Verordening 259/93/EEG. De opgelegde dwangsom was vastgesteld op € 10.000,00 per overtreding, met een maximum van € 100.000,00.
Verzoekster verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening, omdat zij in afwachting was van de beslissing op haar bezwaar. Tijdens de zitting op 14 april 2005 werd vastgesteld dat de bestreden last onder dwangsom gericht was op het voorkomen van ongeoorloofde overbrenging van afvalstoffen zonder toestemming van bevoegde autoriteiten. Verzoekster verklaarde zich te zullen onthouden van de betreffende handelingen totdat er een beslissing op bezwaar was genomen. De staatssecretaris gaf aan dat er geen dwangsommen zouden worden verbeurd zolang verzoekster zich aan deze afspraak hield.
De Voorzitter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek om een voorlopige voorziening, aangezien verzoekster zich bereid had verklaard om zich aan de regels te houden. Daarom werd het verzoek afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 april 2005.