200407466/1.
Datum uitspraak: 20 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 3 augustus 2004 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal.
Bij besluit van 28 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal (hierna: het college) appellant gelast, onder oplegging van een dwangsom, een tijdelijke woonunit op het perceel [locatie] te [plaats] binnen zes weken na verzending van het besluit te verwijderen.
Bij besluit van 13 april 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 augustus 2004, verzonden op 5 augustus 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 oktober 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2005, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door drs. I. Ponsen, ambtenaar van de gemeente Lingewaal, zijn verschenen.
2.1. De tijdelijke woonunit dient voor de huisvesting van appellant gedurende de periode dat zijn boerderij wordt verbouwd. De woonunit is zonder de vereiste bouwvergunning opgericht. Het college is derhalve bevoegd handhavend op te treden.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. De Afdeling heeft bij uitspraak van heden, zaak no.
200407471/1, het hoger beroep van appellant inzake de weigering van een vrijstelling ex artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning voor de tijdelijke woonunit gegrond bevonden, en de uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 augustus 2004, voor zover daarbij op het beroep is beslist, en de beslissing op het bezwaar vernietigd.
Nu de beslissing op het bezwaar tegen de weigering van een vrijstelling en een bouwvergunning voor de woonunit vernietigd is, heeft het college die weigering ook niet ten grondslag kunnen leggen aan het standpunt dat geen concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Het besluit is derhalve genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellant gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen.
2.5. Het college dient op de navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 3 augustus 2004, AWB 04/1180 en AWB 04/1181, voorzover daarbij op het beroep is beslist;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal van 13 april 2004, RUI/AJZ/IP/45/2003-014;
V. draagt het college van burgemeester en wethouders van Lingewaal op binnen 8 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen en dit aan appellant toe te zenden;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaal in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep gemaakt proceskosten tot een bedrag van € 966,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Lingewaal aan appellant te worden betaald;
VII. gelast dat de gemeente Lingewaal aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 341,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Tulmans
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2005